- Aan het einde van de les kun je een mening en een argument herkennen.
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2
In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Onderwerp en doel van deze les
- tekstverbanden
- mening en argument
- Aan het einde van de les kun je een mening en een argument herkennen.
Slide 1 - Tekstslide
"Over een paar uur is het zover. Om 12 uur heropent de Nederlandse horeca. De opluchting is groot, bij zowel ondernemers als klanten. Maar draaien op halve kracht door de beperkingen heeft een prijs. Koninklijke Horeca Nederland sluit niet uit dat er op den duur betaald moet worden om op het terras te mogen zitten, of dat de drankjes duurder worden." Wat is het onderwerp van deze tekst?
A
grote opluchting
B
betalen voor terrasje
C
heropening Nederlandse horeca
D
De Nederlands horeca gaat weer open
Slide 2 - Quizvraag
Hoe formuleer je het onderwerp van een tekst?
A
In een hele zin
B
Een kleine samenvatting
C
In een woord of een paar woorden
D
Altijd in minimaal 3 woorden
Slide 3 - Quizvraag
Hoe formuleer je de hoofdgedachte van een tekst?
A
in een woord of paar woorden
B
in een vraagzin
C
in een hele zin
D
in een alinea
Slide 4 - Quizvraag
De insecten zelf zijn niet duur, maar de verzendkosten wel.
Wat geeft het tweede deel van de zin aan ten opzichte van het eerste deel en door welk woord zie je dat?
Slide 5 - Open vraag
Ik zou willen dat het wat toegankelijker was, want het eten van insecten is niet alleen goed voor het milieu maar ook voor je gezondheid.
Hoeveel redenen noemt Camren hier? Hoe zie je dat?
Slide 6 - Open vraag
Welk verband zie je hier en welk signaalwoord geeft dat aan?
Op het eerste gezicht lijkt het niet veel uit te maken of je tien seconden meer of minder beweegt. Toch tikt het wel aan als je vaker de trap neemt.
Slide 7 - Open vraag
Welk verband herken je in de volgende zin? Wij hebben diverse sporten gedaan. Ten eerste hebben we gevoetbald, ten tweede gevolleybald en tot slot gebasketbald.
A
uitspraak-opsomming
B
uitspraak-voorbeeld
C
uitspraak-tegenstelling
Slide 8 - Quizvraag
Welk verband herken je in de volgende zin? De leerlingen hadden betere dingen te doen, zoals een potje FIFA.
A
uitspraak-opsomming
B
uitspraak-voorbeeld
C
uitspraak-tegenstelling
Slide 9 - Quizvraag
Drie alineaverbanden
Uitspraak -opsomming (ook, verder, bovendien, niet alleen..maar ook)
Uitspraak - tegenstelling (maar, echter, in tegendeel, toch)
Uitspraak - voorbeeld (bijvoorbeeld, als voorbeeld, zoals, zo)
Slide 10 - Tekstslide
Objectief of subjectief
Objectieve tekst = bevat feiten = een informerende of uiteenzettende tekst (denk aan nieuwsberichten en leerboeken)
Subjectieve tekst = bevat meningen (meestal van de schrijver) = aansporende of activerende teksten en betogende teksten (denk aan advertenties en columns)
Slide 11 - Tekstslide
Mening - argument
Mening:
Je vertelt wat je ergens van vindt.
Argument:
Je legt uit waarom je dat vindt.
De schrijver geeft in een tekst ook meningen en argumenten. Jij moet deze bij elkaar kunnen vinden.
Slide 12 - Tekstslide
Feit, mening, argument
Een feit kun je controleren: - het is waar of het is niet waar.
Een mening is iets dat jij vindt en herken je vaak aan: - Ik vind.... Volgens mij.....
Met een argument onderbouw je jouw mening. Een argument herken je vaak aan signaalwoorden zoals: - want, omdat, namelijk, immers
Slide 13 - Tekstslide
Gokken op voetbalwedstrijden werkt verslavend, daarom moet het verboden worden.
A
Gokken op voetbalwedstrijden werkt verslavend = mening
B
Gokken op voetbalwedstrijden werkt verslavend = argument
Slide 14 - Quizvraag
Omdat leerlingen te weinig individuele aandacht krijgen, moeten klassen kleiner worden.
A
Klassen moeten kleiner worden = mening
B
Klassen moeten kleiner worden = argument
Slide 15 - Quizvraag
Ik vind de roltrap een overbodige uitvinding. De hele dag door kost het elektriciteit. Er zijn toch liften voor mensen die wegens wat dan ook niet kunnen lopen? De rest kan best traplopen in plaats van zonder te bewegen van de ene naar de andere verdieping te worden ‘gerold’. Alle roltrappen moeten worden afgeschaft. Dat is beter voor het milieu, want het bespaart een boel elektriciteit. Verder is het beter voor de conditie van heel wat mensen. Op het eerste gezicht lijkt het niet veel uit te maken of je tien seconden meer of minder beweegt. Toch tikt het wel aan als je vaker de trap neemt.
Slide 16 - Tekstslide
Ik vind de roltrap een overbodige uitvinding. De hele dag door kost het elektriciteit. Er zijn toch liften voor mensen die wegens wat dan ook niet kunnen lopen? De rest kan best traplopen in plaats van zonder te bewegen van de ene naar de andere verdieping te worden ‘gerold’. Alle roltrappen moeten worden afgeschaft.Dat is beter voor het milieu, want het bespaart een boel elektriciteit. Verder is het beter voor de conditie van heel wat mensen. Op het eerste gezicht lijkt het niet veel uit te maken of je tien seconden meer of minder beweegt. Toch tikt het wel aan als je vaker de trap neemt.