1 Je leest in je agenda welke stof je moet leren voor een proefwerk. Je leest zoekend.
WAAR2 Elke alinea gaat over een ander deelonderwerp. NIET WAAR
3 Ondertussen is een voorbeeld van een opsommend tekstverband. NIET WAAR
4 Met andere woorden is een voorbeeld van een uitleggend tekstverband. WAAR
5 Naar de titel en de inleiding.
6 Een alinea bestaat meestal uit een kernzin met een uitleg of uitwerking.
7 In een betogende tekst.
8 Aan signaalwoorden; die geven het tekstverband aan tussen twee zinnen of twee alinea’s.
9 Een verwijswoord verwijst naar iets wat eerder genoemd is of nog moet komen.