Opsommend: "Hij houdt van appels, peren en ook van bananen."
Tijdsvolgorde: "Elske trok haar jas aan voordat ze naar school ging."
Tegenstellend: "Jana studeert in Groningen, maar woont nog bij haar ouders in Venlo."
Uitleggend: "De jongens in mijn klas leggen de lat niet al te hoog. Neem bijvoorbeeld Lex. Hij gaat altijd voor een 5,5."