Eindtoets 2V: herhaling moeilijke lesstof

Eindtoets: herhaling lesstof
24 juni

Leesvaardigheid (H1 - 6 Lezen) 
Beeldspraak (H1 en 2 Woordenschat: alleen de theorie)
Werkwoordspelling (H1 -6 Werkwoordspelling)
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Eindtoets: herhaling lesstof
24 juni

Leesvaardigheid (H1 - 6 Lezen) 
Beeldspraak (H1 en 2 Woordenschat: alleen de theorie)
Werkwoordspelling (H1 -6 Werkwoordspelling)

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

De PVV pleit voor meer blauw op straat.
A
Metafoor
B
Personificatie
C
Vergelijking
D
Metonymie

Slide 6 - Quizvraag

Mijn hart zei me het voorstel maar te accepteren.
A
Personificatie
B
Vergelijking
C
Metafoor
D
Metonymie

Slide 7 - Quizvraag

Dafne Schippers maakt zich op voor de olympische finale, zij heeft net haar spijkers aangetrokken.
A
Vergelijking
B
Metonymie
C
Personificatie
D
Metafoor

Slide 8 - Quizvraag

Dafne Schippers liep zo snel als een gazelle over de baan.
A
Personificatie
B
Vergelijking
C
Metoniem
D
Metafoor

Slide 9 - Quizvraag

Vanwege het voorval met Eriksen begon Blind met lood in zijn schoenen aan de eerste EK-wedstrijd.
A
Metoniem
B
Vergelijking
C
Personificatie
D
Metafoor

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Verbanden
9Doel-middel
10. Samenvatten
11. Toegevend (andere kant van een zaak wordt aangegeven)
12. Vergelijkend (verschillen of overeenkomsten noemen)
Signaalwoorden
9. Aan de hand van, zodat, door middel van, met behulp van, middels.
10. Kortom, samengevat, met andere woorden, al met al.
11. Ook al, zij het dat, weliswaar, hoewel, ofschoon, desondanks, niettemin.
12. In vergelijking met, evenal, zoals, meer/groter/beter dan. 

Slide 13 - Tekstslide

Geef het verband aan in de zin: Het maken van de opdrachten voor Nederlands kost veel tijd, evenals in de brugklas.
A
Redengevend
B
Samenvattend
C
Toegevend
D
Vergelijkend

Slide 14 - Quizvraag

Daarom, dus, want, de reden hiervoor is en vanwege zijn signaalwoorden die passen bij een ...... verband
A
Concluderend
B
Oorzakelijk
C
Redengevend
D
Doel-middel

Slide 15 - Quizvraag

Geef het verband in de zin: Met behulp van het antwoordenboekje maak ik mijn huiswerk foutloos binnen 10 minuten.
A
Doel-middel
B
Toegevend
C
Redengevend
D
Voorwaardelijk

Slide 16 - Quizvraag

Je moet van Rutte drukke plekken vermijden, desalniettemin is het erg druk in de Efteling.
A
Toegevend
B
Oorzakelijk
C
Redengevend
D
Concluderend

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Vul de juiste vorm in:

De (verbreden) boulevard is mooi.
A
verbreede
B
verbreedde
C
verbreden
D
verbrede

Slide 19 - Quizvraag

pvtt of vd?

De relschopper belooft dat hij zijn gedrag verbetert.
verbetert =?

A
pvtt
B
vd

Slide 20 - Quizvraag

pvtt of vd?

Zij vinden dat ze wel een snoepje hebben verdiend.
verdiend =?
A
pvtt
B
vd
C
od
D
bn

Slide 21 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in:

Hij heeft zijn cijfer flink ....
A
verbetert
B
verbeterd

Slide 22 - Quizvraag

De buren begroetten (t.t.) ons altijd zeer hartelijk, maar gisteren begroete de buurman ons plotseling niet meer.

Verbeter de onjuiste werkwoordsvormen, neem de hele zin over.

Slide 23 - Open vraag

Vorige week rijdden we op een onverhardde weg en dat bleek verbiedden te zijn.

Verbeter de foutieve werkwoordsvormen, neem de hele zin over.

Slide 24 - Open vraag