se réveiller [su reeveijee] WEDERKEREND WW
er --> hele werkwoord
je me réveille - ik word wakker/ ik wek me
tu te réveilles - jij wordt wakker
il se réveille - hij wordt wakker
elle se réveille - zij wordt wakker
nous nous réveillons - wij worden wakker
vous vous réveillons - u wordt wakker, jullie worden ...
ils/elles se réveillent - zij worden wakker