Een aanwijzendvoornaamwoord verwijst meestal naar een mens, dier, ding
Slide 22 - Tekstslide
Vragend voornaamwoord
wie, wat, welk(e), wat voor (een)
Slide 23 - Tekstslide
Formuleren
- Bij elkaar zetten wat bij elkaar hoort (5) - Variëren in zinslengte (6) - Verbanden aanbrengen tussen zinnen (7)
Slide 24 - Tekstslide
Formuleren 5
Je kunt zinnen zo formuleren dat woorden die bij elkaar horen, bij elkaar staan.
blz 242-243
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Formuleren (6)
Variëren in zinslengte
blz 244
Slide 28 - Tekstslide
Zinslengte
Te veel lange of korte zinnen achter elkaar maken een tekst saai.
Lange zinnen zijn vaak samengestelde zinnen. Meer persoonsvormen. (Er worden snel foutjes gemaakt.) Korte zinnen zijn vaak enkelvoudige zinnen. Passen bij actie/zorgen voor tempo.
Slide 29 - Tekstslide
Formuleren 7
Ik kan door het gebruik verwijs- en signaalwoorden tussen zinnen aanbrengen.
blz 246-247
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Tekstslide
Spelling
- Aan elkaar of los (6) - Werkwoordsvormen en werkwoordstijden (13) - Homofone werkwoorden (14)
- Persoonsvormen in samengestelde zinnen (11)
Slide 33 - Tekstslide
Spelling 6
Je leert bepalen welke woorden je los of aan elkaar moet schrijven.
blz 258
Slide 34 - Tekstslide
Theorie
samenstellingen van twee of meer woorden: tuinstoel, verrekijker, halsslagader;
woorden die gemaakt zijn van er, hier, daar of waar plus een voorzetsel: hiervoor, ertussendoor, daaronder;
getallen met honderd en duizend: zevenhonderd, dertienduizend;
veel samengestelde werkwoorden: opbellen, tegenkomen, koffiedrinken, meewerken, pianospelen;
veel samengestelde bijvoeglijke naamwoorden met een deelwoord als tweede deel: afleidend, dichtbegroeid, roodgloeiend.
Slide 35 - Tekstslide
Spelling 13
blz 265
Doel: Je kunt de verschillende werkwoordsvormen en werkwoordstijden herkennen en spellen.
Slide 36 - Tekstslide
Spelling - Werkwoorden
Slide 37 - Tekstslide
ott, ovt, vtt en vvt
Slide 38 - Tekstslide
Slide 39 - Tekstslide
Spelling 14 (online)
blz 267
Doel: Je leert verschillende, maar gelijk klinkende, werkwoordsvormen juist schrijven.
homofoon: dezelfde klank maar andere betekenis gebeurd/gebeurt