Week 06 Sneeuw en ijs in Nederland

1. Kijk goed naar de titel, de tussenkopjes en de afbeelding bij de tekst. Waar verwacht je dat de tekst over gaat?
1 / 17
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

1. Kijk goed naar de titel, de tussenkopjes en de afbeelding bij de tekst. Waar verwacht je dat de tekst over gaat?

Slide 1 - Open vraag

Vraag bij de inleiding:
2. Waar zorgt het winterse weer in Nederland voor? Noem één positief en één negatief gevolg.

Slide 2 - Open vraag

3. In de vorige vraag gaat het om een tegenstelling. Welk signaalwoord geeft die tegenstelling aan?

Slide 3 - Open vraag

Vraag bij "koudegolf":
4. Wanneer spreek je van een koudegolf?
Er zijn twee dingen belangrijk.

Slide 4 - Open vraag

5. Met welk signaalwoord begint de tweede voorwaarde (het tweede ding) van de vorige vraag?

Slide 5 - Open vraag

Vraag bij "Overlast":
6. Wat betekent code rood?

Slide 6 - Open vraag

Vraag bij "Overlast":
7. Welke overlast veroorzaakte het extreme weer? Noem twee voorbeelden.

Slide 7 - Open vraag

Vraag bij "Elfstedentochtkoorts":
8. Hoe komt het dat Nederland altijd een schaatsland is geweest?

Slide 8 - Open vraag

Vraag bij "IJsdikte"
9. Hoe kun je berekenen je of het ijs dik genoeg is om erop te schaatsen?

Slide 9 - Open vraag

10. Heb jij vooral plezier of last van het winterse weer? Leg je antwoord uit.

Slide 10 - Open vraag

Kwam je woorden tegen in de tekst die je nog niet kent? Schrijf ze hier op!

Slide 11 - Open vraag

11. Wat wordt er bedoeld met "met het oog op" (r. 17)?
A
rekening houdend met
B
terwijl je niks weet over
C
terwijl je terugkijkt naar
D
zonder te denken aan

Slide 12 - Quizvraag

12. In regel 19-20 staat: Zondag was het treinverkeer gestremd, omdat de wissels bevroren zijn en niet werken door de stuifsneeuw. Wat betekent "gestremd zijn"?
A
geblokkeerd zijn
B
opgestart zijn
C
toegestaan zijn
D
vertraagd zijn

Slide 13 - Quizvraag

13. Waarom is het eigenlijk al uitgesloten dat er een Elfstedentocht komt (r. 31-32)?
A
De organisatie van de Elfstedentocht heeft gezegd dat er dit jaar geen Elfstedentocht wordt georganiseerd.
B
Het gaat niet lang en niet streng genoeg vriezen, dus het ijs wordt waarschijnlijk niet dik genoeg voor een Elfstedentocht.
C
Het ijs wordt waarschijnlijk wel dik genoeg, maar door de sneeuw kan er niet op geschaatst worden.
D
Vanwege de maatregelen is het dit jaar helemaal niet toegestaan om te schaatsen.

Slide 14 - Quizvraag

14. In r. 36 staat: Als het overdag ook vriest, dan zorgt elke 5 graden vorst voor één centimeter ijs.
A
Het is een oorzaak.
B
Het is een reden.
C
Het is een tegenstelling.
D
Het is een voorwaarde.

Slide 15 - Quizvraag

15. Welke zin past het best als laatste zin van de tekst?
A
De kans is dus groot dat er na sneeuwpret ook ijspret volgt.
B
De kans is dus groot dat er geen einde komt aan de ijspret.
C
Helaas heeft niet iedereen een paar schaatsen in huis.
D
Helaas is het niet toegestaan om te schaatsen.

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Link