Herhalingsles stofwisseling & spijsvertering (sacha)

• uiterlijke verzorging
• MBO
• Studiejaar 2

Herhalingsles

Stofwisseling & Spijsvertering

Mevrouw Pons

Planning van vandaag

- Herhalen onderdeel huid

- Stofwisseling

- Spijsvertering

- Opdracht

- Volgende week

Welke huidlagen behoren tot de laag van Malpighi?

1. Basaalcellenlaag en korrellaag
2. Stekelcellenlaag en basaalcellenlaag
3. Stekelcellenlaag en doorschijnende laag

In welke huidlaag begint het verhoorningsproces?

1. Stratum corneum
2. Stratum cylindricum
3. Stratum granulosum

Wat bevindt zich hoofdzakelijk in de lederhuid?

1. Elastische en collagene vezels.
2. Elastische en reticuline vezels.
3. Gladde spiercellen en collagene vezels.

Wat voor vorm heeft de zweetklier?

1. Buisvormig
2. Buis- en trosvormig
3. Trosvormig

 Stofwisseling = Metabolisme

OPBOUW EN HANDHAVEN VAN HET LICHAAM​

​

OMZETTEN VAN STOFFEN IN EENVOUDIGE UIT TE SCHEIDEN STOFFEN

Beauty level 2 : 9.1 

Assimilatie = opbouw

Assimilatie: voedingstoffen vervormen tot  ze verandert zijn in lichaamseigen stoffen.

Bijvoorbeeld: vetten, koolhydraten en eiwitten -> brandstoffen en bouwstoffen

Dissimilatie = afbraak

Verbranding 

Hierdoor ontstaat energie

(warmte en arbeidsvermogen)

Katabolisme 

Wat is de voedingswaarde van 1 gram vet?

1. 17 Kjoule
2. 38 Kjoule
3. 43 Kjoule

Stofwisseling beïnvloeden 

- Veel of weinig inspannen 

- Meer of minder voeding nemen

WANNEER ASSIMILATIE GROTER IS DAN

DISSIMILATIE NEEMT HET

LICHAAMSGEWICHT TOE

BASAALMETABOLISME = STOFWISSELING TIJDENS RUST

SYSTEMEN VOOR HET STOFWISSELINGSPROCES

SPIJSVERTERINGSSYSTEEM

BLOED- EN LYMFEVATENSYSTEEM

ADEMHALINGSSYSTEEM

UITSCHEIDINGSSYSTEEM

Spijsvertering

Verteert voeding: maakt voeding fijn

+(keelholte)

Spijsverteringskanaal

Ondersteunende organen:

- alvleesklier

-lever

-galblaas

Beauty level 2: 9.2 

DOEL

VOEDSEL GESCHIKT MAKEN VOOR OPNAME IN BLOED EN LYMFE​

NIET BRUIKBARE BESTANDDELEN UIT HET LICHAAM VERWIJDEREN​

In welke delen van het spijsverteringskanaal worden geen enzymen gevormd?

1. in de dikke darm en de slokdarm
2. in de dunne darm en de endeldarm
3. in de slokdarm en de maag

ENZYMEN

Mond =Amylase

Maag = Protease, Lipase maar is niet werkzaam

Alvleesklier = Amylase, Protease, Lipase 

Dunne darm =Amylase, Protease, Lipase

darmsap

enzymen= soort scharen die versnipperen

 

Keelholte

PLAATS: TUSSEN DE HUIG EN DE HET​

STROTTENKLEPJE​

​

HIER ONTSTAAT EEN SLIKREFLEX​

​

IN DE KEELHOLTE KRUISEN DE​

SPIJSVERTERINGSWEG EN​

DE LUCHTWEG ELKAAR​

​

DE KEELHOLTE GAAT OVER IN DE SLOKDARM EN HET​

STROTTENHOOFD ​

​

PLAATS STROTTENHOOFD:​

TUSSEN DE KEELHOLTE EN DE LUCHTPIJP​

Maag

DE INGANG EN DE UITGANG WORDEN​

AFGESLOTEN DOOR KRINGSPIEREN​

​DE KRINGSPIER BIJ DE UITGANG = DE​

PORTIERSPIER​

FUNCTIE

BEWAREN VAN VOEDSEL​

KNEDEN VAN VOEDSEL DOOR PERISTALTISCHE BEWEGINGEN​

VERMENGEN VOEDSEL MET MAAGSAP​​

Waaruit bestaat de binnenste laag van de maagwand?

1. Bindweefsel
2. Glad spierweefsel
3. Epitheelweefsel

Wat is het voornaamste spijsverteringsenzym in het maagsap?

1. amylase
2. glucagon
3. protease

Waaruit bestaat de dunne darm achtereenvolgens?

1. uit de nuchtere darm, de twaalfvingerige darm en de kronkeldarm
2. uit de twaalfvingerige darm, de kronkeldarm en de nuchtere darm
3. c. uit de twaalfvingerige darm, de nuchtere darm en de kronkeldarm

Wat vindt plaats door peristaltiek?

1. afbraak van voedsel
2. verplaatsing van voedsel
3. vertering van voedsel

Dikke darm

Hier vindt geen vertering meer plaats. 

FUNCTIES:​

-​VERZAMELEN VAN ONVERTEERBARE RESTEN ​

​-ONTTREKKEN VAN VOCHT AAN DE SPIJSBRIJ​

BESTAAT UIT:​

​OPSTIJGENDE TAK​

​DWARSVERLOPENDE TAK​

​AFDALENDE TAK 

Anus

OPGEBOUWD UIT 2​

SLUITSPIEREN:​

​

UITWENDIGE WILLEKEURIGE SLUITSPIER (DWARSGESTREEPT)​

​

INWENDIGE ONWILLEKEURIGE SLUITSPIER (GLAD)​

Wat is de functie van de alvleesklier?

1. het afbreken van dode erytrocyten
2. het produceren van adrenaline
3. het produceren van insuline

Wat is de functie van de galblaas is?

1. Opslaan van gal
2. Opslaan van vet
3. Produceren van gal

Hoe worden de uit het spijsverteringskanaal opgenomen eiwitten vervoerd

1. Via een slagader naar de nieren
2. Via een lymfevat naar de bloedbaan
3. Via een ader naar de lever