basis voor de lessen

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide


Ik zit klaar voor de les:

  • Mijn spullen liggen op tafel (boek, pen, papier, laptop en rekenmachine).
  • Mijn telefoon en oortjes zitten in mijn tas.
  • Mijn jas hangt aan de kapstok.
  • Mijn pet of capuchon is af.

Slide 2 - Tekstslide

naam van de les

Slide 3 - Tekstslide


Deze les:
  • Terugblik
  • Huiswerk bespreken
  • Instructie: banen & arbeidsovereenkomsten
  • Opdrachten maken in LU
  • Evalueren hoe de les ging

Slide 4 - Tekstslide


Terugblik:
De vorige les hebben we het gehad over de zorgverzekering:
  • het eigen risico en
  • de zorgtoeslag

Slide 5 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
Zijn er nog vragen over het huiswerk?

Let op:
Kijk je huiswerk nu na!

Slide 6 - Tekstslide

Wat weten we al over het onderwerp?

Slide 7 - Tekstslide


Lesdoel:

Ik weet:
  • wat er in een arbeidsovereenkomst staat
  • welke soort banen je kunt hebben

Slide 8 - Tekstslide

Instructie: arbeidsovereenkomst
Als je ergens gaat werken, sluit je een arbeidsovereenkomst (of arbeidscontract).
In deze overeenkomst staat wat voor werk je doet en wat je arbeidsvoorwaarden zijn. Je arbeidsvoorwaarden zijn onder andere hoeveel uur per week je werkt, wat je loon is en hoeveel vakantiedagen je hebt.





Slide 9 - Tekstslide



Instructie over achtervoegsels.

Slide 10 - Tekstslide

Achtervoegsels
Sommige woorden bestaan uit een woord en een voorvoegsel. Er zijn ook woorden met een achtervoegsel. Als je de betekenis van een deel van het woord weet, kun je de betekenis van een woord met een achtervoegsel soms wel bedenken. 

Bijvoorbeeld:
"Deze laarzen zijn heel goed bruik-baar als het glad is."
In bruikbaar herken je het woord gebruiken. Bruikbaar betekent dus: je kunt het gebruiken.
Achtervoegsels die veel voorkomen, zijn: -lijk, -heid, -teit, -baar, -atie, -aard, -aar, -isch, -ing, -ig.

Soms geven achtervoegsels woorden een andere betekenis: 
-loos: waardeloos = zonder waarde
-vol: smaakvol = met veel smaak
-lijks: wekelijks = elke week

Slide 11 - Tekstslide

Maak opdracht 
2 en 4 (12 - 17).


timer
1:00

Slide 12 - Tekstslide


Evaluatie:
  1. Wat was het lesdoel?
  2. Hoe ging het vandaag?
  3. Wat is het huiswerk:

Slide 13 - Tekstslide

Huiswerk:

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide