1. De spelling van de ik-vorm.
2. De spelling van de persoonsvorm tegenwoordige tijd.
3. De spelling van de persoonsvorm verleden tijd.
4. De spelling van de persoonsvorm in de wij-vorm.
5. De spelling van het voltooid deelwoord (vd).
6. De spelling van het onvoltooid deelwoord (od).
7. Het herkennen van de twee werkwoordstijden ott, ovt.
8. Het herkennen van de twee werkwoordstijden vtt, vvt.
9. Het herkennen van de twee werkwoordsvormen pvtt, pvvt.
10. Het herkennen van de twee werkwoordsvormen od, vd.