2D - di. 18/6/2024

2D - di. 18/6/2024
1.                                    - is iedereen er?
2. (H) bron G: Phrases-clés
3. bron H: Grammaire: poser des questions
4. WHWG
5. Dossierpunten
6. Taakwerk deze week
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

2D - di. 18/6/2024
1.                                    - is iedereen er?
2. (H) bron G: Phrases-clés
3. bron H: Grammaire: poser des questions
4. WHWG
5. Dossierpunten
6. Taakwerk deze week

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Vraagzinnen zonder 
vraagwoorden
deel 1

Slide 4 - Tekstslide

Maak vragend op 2 manieren: 
Wij zijn op school.     =      Nous sommes à l'école.

Zijn wij op school?    =  1) Nous sommes à l'école
                                           =  2) Est-ce que nous sommes à l'école ? 
                                           


Slide 5 - Tekstslide

Maak vragend op 3 manieren: 
Zij is moe.                =      Elle est fatiguée.

Is zij moe ?              =  1) Elle est fatiguée ? 
                                     =  2) Est-ce qu'elle est fatiguée ? 
                                           


Slide 6 - Tekstslide

Vraag ZONDER vraagwoord - Welke is FOUT?
Heet jij Chris? =...............
A
Tu t'appelles Chris?
B
Tu Chris t'appelles?
C
Est-ce que tu t'appelles Chris?

Slide 7 - Quizvraag

Vraag ZONDER vraagwoord - Welke is FOUT?
Woont zij in Roden ? =...............
A
Elle habite à Roden?
B
Est-ce que elle habite à Roden?
C
Est-ce qu'elle habite à Roden?

Slide 8 - Quizvraag

Vraag ZONDER vraagwoord - Welke is FOUT?
Eten jullie frietjes ? =...............
A
Vous mangez des frites?
B
Vous mangez des fruits?
C
Est-ce que vous mangez des frites?

Slide 9 - Quizvraag

DUS: Een vraag ZONDER vraagwoord is ... (er zijn 2 goede antwoorden - kies hier het foute antwoord!)
A
Basiszin + .
B
Basiszin + ?
C
Est-ce qu(e)(') + basiszin + ?

Slide 10 - Quizvraag

Vraagzinnen met
vraagwoorden
deel 1

Slide 11 - Tekstslide

Maak vragend op 2 manieren: 
Waarom zijn wij op school ?   

                     = 1)  Nous sommes à l'école pourquoi ?
                     =  2) Pourquoi est-ce que nous sommes à l'école ? 
                                           


Slide 12 - Tekstslide

Maak vragend op 2 manieren: 
 Waarom is zij moe?  =  1) Elle est fatiguée pourquoi ?
                                            2) Pourquoi est-ce qu'elle est fatiguée ?
                                         

Slide 13 - Tekstslide

Vraag MET vraagwoord - Welke is FOUT?
Hoe heet jij ? =...............
A
Tu t'appelles comment?
B
Comment est-ce que tu t'appelles?
C
Tu comment t'appelles?

Slide 14 - Quizvraag

Vraag MET vraagwoord - Welke is FOUT?
Waar woont zij ? =...............
A
Elle habite où?
B
Où elle habite?
C
Où est-ce qu'elle habite?

Slide 15 - Quizvraag

Vraag MET vraagwoord - Welke is FOUT?
Wanneer eten jullie frietjes ? =...............
A
Vous mangez des frites quand?
B
Quand est-ce que vous mangez des frites?
C
Quand vous mangez des frites?

Slide 16 - Quizvraag

DUS: Een vraag MET vraagwoord is... ( er zijn 2 goede antwoorden - kies hier het foute)
A
Vraagwoord + basiszin + ?
B
Vraagwoord + est-ce qu(e)(') + basiszin + ?
C
Basiszin + vraagwoord + ?

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Taakwerk week 25:
maken
- bron Hfd. 5: opdr. 1 t/m 33
- Dossieropdrachten 9 en 10

leren:
- bron G: Phrases-clés  FN/NF
- bron H: Grammaire: vragen stellen - zonder & met vraagwoord

Slide 23 - Tekstslide