Lesweek 5: Strategische opties

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
CommunicatieMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je herkent verschillende vormen van imago. 
  • Je benoemt de verschillende vormen van positionering. 
  • Je bepaalt van welk communicatieconcept in een bepaalde situatie sprake is. 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Imago

  • Landimago: Het beeld dat anderen van een land hebben. Welk beeld heb jij bij Nederland?
  • Branche-imago: Het beeld dat buitenstaanders hebben van een branche. Bijvoorbeeld advocatenbranche.
  • Organisatie-imago: Het beeld dat buitenstaanders hebben van de organisatie. 



Slide 4 - Tekstslide

Imago
  • Merk-imago: Het beeld dat buitenstaanders hebben van het merk.
  • Product-imago: Het beeld dat buitenstaanders hebben van een product.
  • Gebruikers-imago: Het beeld dat de gebruiker heeft van het product.

Slide 5 - Tekstslide

Een groot internationaal bedrijf heeft een klein bedrijf in Nederland overgenomen. Dit bedrijf profiteert van het goede imago dat het internationale bedrijf heeft opgebouwd. Het bedrijf in Nederland blijft wel onder eigen naam opereren.
Van welk imago is hier sprake?
A
Merkimago
B
Organisatie-imago
C
Productimago
D
Branche-imago

Slide 6 - Quizvraag

‘Snoep verstandig, eet een appel.’ Met deze slogan wil de brancheorganisatie van fruittelers het eten van appels bevorderen.
Van welk imago is hier sprake?
A
Branche-imago
B
Gebruikersimago
C
Product-imago
D
Merkimago

Slide 7 - Quizvraag

Transformationele positionering
De transformationele positionering is in de praktijk met name een ‘lifestyle’-positionering. Een merk hanteert een positionering rondom de levensstijl of waarden van haar doelgroep. Ze belooft een transformatie. 

Slide 8 - Tekstslide

Informationele positionering
Bij informationele positionering worden de voordelen van het gebruiken van een merk verbonden aan de functionele eigenschappen van een product. Deze positioneringsstrategie wordt veel gebruikt bij nieuwe producten en producten met een probleemoplossend karakter.

Slide 9 - Tekstslide

Tweezijdige positionering
Tweezijdige positionering is een combinatie van informationele en transformationele positionering. 

De aandacht wordt besteedt aan zowel de functionele als emotionele aspecten van het product. 
Bijvoorbeeld een automerk dat het accent op de kwaliteit legt, maar ook op de uitstraling. 

Slide 10 - Tekstslide

Uitvoeringspositionering
Je kiest ervoor om het onderscheid aan te brengen in de manier waarop je over een merk communiceert. 

Je hanteert een bepaalde stijl zoals een herkenbare kleur of stijl van fotografie. 

Slide 11 - Tekstslide

Een fabrikant van frisdrank gebruikt de slogan ‘Choose Happiness’ in advertenties.

Van welke vorm van positionering is hier sprake?
A
Informationele positionering
B
Transformationele positionering
C
Uitvoeringspositionering
D
Tweezijdige positionering

Slide 12 - Quizvraag

Concepten
  • Explicatieconcept
  • Associatieconcept
  • Effectconcept
  • Vergelijkingsconcept 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Vergelijkingsconcept
Merk afzetten tegen een ander merk

Voorbeeld: Het vergelijken van reclamesmet elkaar
Voorbeeld: de fietsenbranche promoot de fiets en raadt aan de auto een dag thuis te laten.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Een bank introduceert een nieuwe betaalrekening. Op de website worden de voordelen van dit product uitgelegd.

Welk communicatieconcept gebruikt deze bank?
A
Associatieconcept
B
Explicatieconcept
C
Vergelijkingsconcept
D
Effectconcept

Slide 19 - Quizvraag

Communicatiestrategie



  • Informeren
  • Overtuigen
  • Dialogiseren
  • Formeren
Nadat je de communicatiedoelstellingen hebt geformuleerd en je doelgroep hebt vastgesteld, ga je nadenken over 
hoe je je communicatiedoelstellingen nu het beste kunt realiseren. Welke aanpak kies je? 
Je kunt kiezen uit vier communicatiestraegiën;

Slide 20 - Tekstslide

Informeren
Bij gebruik van deze strategie gaat het over dat er een boodschap bekend moet worden gemaakt aan een onderzochte doelgroep. Wanneer je een boodschap eenduidig wilt overbrengen zonder dat je interactie verwacht, is er dus sprake van informering. 

Slide 21 - Tekstslide

Overtuigen
Bij overtuigen gaat het om een boodschap die wordt gecommuniceerd waarmee de doelgroep haast beïnvloed moét worden. Meestal gebeurt dit aan de hand van massacommunicatie en is het voornamelijk éénrichtingsverkeer. (denk aan een social media posts over gezond leven)

Slide 22 - Tekstslide

Dialogiseren
  • De ontvanger heeft de mogelijkheid om de dialoog aan te gaan
  • Je gaat het gesprek aan met de doelgroep
  • Je kweekt meer begrip voor je boodschap
  • Je geeft de doelgroep de kans om vragen te stellen
  • Informatiebijeenkomst, werkoverleg, social media 

Slide 23 - Tekstslide

Formeren
  • Je gaat een stap verder dan dialogiseren
  • Tweerichtingsverkeer
  • Nadruk meer op overtuigen
  • Je probeert in overeenstemming te komen
  • Lobbyen, formeren 

Slide 24 - Tekstslide

Communicatiekruispunt
Betteke van Ruler

Slide 25 - Tekstslide

De Nederlandse overheid ontwikkelt een communicatiecampagne waarin gezond eten centraal staat. Twitter wordt ingezet voor de communicatie. Elke tweet bevat één kort en duidelijk feit over gezond eten.
Welke strategie gebruikt de overheid in deze campagne?
A
Dialogiseren
B
Formeren
C
Informeren
D
Overtuigen

Slide 26 - Quizvraag

Reclamebureau DenktDoor ontwikkelt een reclamecampagne om Krakie-chips weer stevig in de markt te zetten. Het bureau zet onder meer tv-commercials en buitenreclame in.
Van welke communicatiestrategie is hier sprake?
A
Dialogiseren
B
Formeren
C
Overreden
D
Informeren

Slide 27 - Quizvraag

Einde les

Slide 28 - Tekstslide