Voorbereidingsles Toetsweek

Voorbereiding toetsweek H2
Doel:
Aan het einde van de les kunnen de leerlingen reflecteren op hun eigen kennisniveau om te kunnen bepalen welke onderdelen worden beheerst of nog extra aandacht nodig hebben.

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Voorbereiding toetsweek H2
Doel:
Aan het einde van de les kunnen de leerlingen reflecteren op hun eigen kennisniveau om te kunnen bepalen welke onderdelen worden beheerst of nog extra aandacht nodig hebben.

Slide 1 - Tekstslide

Eventjes leren...
timer
1:00

Slide 2 - Tekstslide

Aan het begin van de dag staat er €92 op je bankrekening en heb je €12,50 in je portemonnee. Je betaalt een boek van €24,95 met je pinpas.
a) Hoeveel contant geld heb je aan het einde van de dag?
b) Wat is het saldo op je bankrekening aan het eind van de dag?

Slide 3 - Open vraag

(1) Antwoord
a) Contant geld aan het einde van de dag = €12,50 (geen contante uitgaven).
b) Saldo op de bankrekening aan het einde van de dag:
 - Beginstand = €92
 - Aankoop boek = €24,95
 - Eindstand = €67,05

Slide 4 - Tekstslide

Zijn de beweringen juist of onjuist?
Op een bankafschrift zie je wat je met contant geld hebt betaald.
Betalen met een QR-code is een voorbeeld van elektronisch betalen.

Slide 5 - Open vraag

(2) Antwoord
  • Op een bankafschrift zie je wat je met contant geld hebt betaald. Onjuist. Op een bankafschrift zie je alleen giraal betaalde bedragen.

  • Betalen met een QR-code is een voorbeeld van elektronisch betalen. Juist. Betalen met een QR-code is een elektronische betaalmethode.

Slide 6 - Tekstslide

Geef twee voorbeelden van indirecte ruil?

Slide 7 - Open vraag

(3) Antwoord
  • Iemand verkoopt zelfgemaakte sieraden in ruil voor geld en gebruikt dat geld om boodschappen te doen.
  • Een werknemer ontvangt salaris in geld, dat hij later uitgeeft aan woonkosten of andere aankopen.

Slide 8 - Tekstslide

Oscar zet €6.800 op de bank. Hij ontvangt 2,5% rente.

a) Hoeveel rente ontvangt hij na één jaar?
b) Hoeveel geld heeft hij op zijn rekening nadat de rente is bijgeschreven?

Slide 9 - Open vraag

(4) Antwoord

Slide 10 - Tekstslide

Leg uit waarom een bank jou rente geeft als je geld op een spaarrekening zet.

Slide 11 - Open vraag

(5) Antwoord
Een bank geeft jou rente als je geld op een spaarrekening zet omdat de bank dat geld kan gebruiken om zelf leningen uit te geven aan anderen. De rente is een beloning voor het tijdelijk ‘uitlenen’ van je geld aan de bank.

Slide 12 - Tekstslide

Als je bij een bank geld leent, betaal je met rente uiteindelijk meer geld terug. Waarom kiezen mensen er toch soms voor om geld te lenen?

Slide 13 - Open vraag

(6) Antwoord
Mensen lenen soms geld om iets te kopen dat ze nu nodig hebben, zoals een auto of een huis, ook al moeten ze rente betalen. Voor grote aankopen kunnen ze mogelijk niet lang wachten tot ze het geld bij elkaar hebben gespaard.

Slide 14 - Tekstslide


Slide 15 - Open vraag

(7) Antwoord

Slide 16 - Tekstslide

Reken uit!
Eva gaat met haar familie (man en drie kinderen van 5, 9 en 13 jaar) op vakantie. Ze gaan een maand lang kamperen in het buitenland. Met hun doorlopende reisverzekering zijn ze het hele jaar door verzekerd. Eva wil de verzekering uitbreiden om ook de kosten voor medische hulp en bagageverzekering in te dekken.
Hoeveel betaalt het gezin per maand extra voor deze uitbreiding?

Doorlopende reisverzekering - Premie per persoon per maand
Medische hulp: €1,30
Bagage: €1,20
Ongevallen: €0,80
Pechhulp buitenland: €1,00

Slide 17 - Tekstslide

(8) Antwoord

Slide 18 - Tekstslide

De rente over een lening is 6,5%. Je leent €4.000 voor een jaar. Aan het einde van het jaar betaal je de aflossing en de rente in één keer af. Hoeveel betaal je in totaal?

Slide 19 - Open vraag

(9) Antwoord
Rente = 6,5% van €4.000 = 

€4.000 : 100 x 6,5% = €260

Totaal te betalen bedrag = €4.000 (aflossing) + €260 (rente) = €4.260.

Slide 20 - Tekstslide

Aan de slag met
Alles wat je nog moet leren/kunnen/kennen...

Slide 21 - Tekstslide

Wat hebben we geleerd vandaag?

Slide 22 - Open vraag