4 BB/KB paragraaf 2.2

Hoofdstuk 2
Geld genoeg?
2.1 Budgetteren kun je leren?
2.1 Welke inkomsten en uitgaven heb je? (BB)
2.2 Geld moet rollen (BB 2.3)
2.3 Ga je sparen of beleggen?
2.2 Hou jij het overzicht (BB)
2.4 Wie leent, maakt schulden

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 2
Geld genoeg?
2.1 Budgetteren kun je leren?
2.1 Welke inkomsten en uitgaven heb je? (BB)
2.2 Geld moet rollen (BB 2.3)
2.3 Ga je sparen of beleggen?
2.2 Hou jij het overzicht (BB)
2.4 Wie leent, maakt schulden

Slide 1 - Tekstslide

Gebruik van geld
Drie functies van geld;
Ruilmiddel, als je iets koopt

Rekenmiddel, als je de waarde van iets moet berekenen
Spaarmiddel, geld opzij zetten voor later

Slide 2 - Tekstslide

Hoe kan ik betalen?
  • contant (Chartaal geld)
  • muntgeld en papiergeld
  • elektronisch (Giraal geld)
  • contactloos met pinpas, telefoon of smartwatch
  • online overmaken (bank-app, iDEAL, Tikkie)
  • creditcard

Slide 3 - Tekstslide

Voor- en nadelen
  • Elektronisch betalen is:
  • veiliger, schoner, makkelijker dan betalen met contant geld.

  • Bij elektronisch betalen geef je gemakkelijk te veel geld uit.
  • Check daarom regelmatig je saldo = het bedrag op je bankrekening.


Slide 4 - Tekstslide

Geld tekort 
Als uit je begroting blijkt dat je meer inkomsten hebt dan uitgaven dan heb je een begrotingsoverschot. Zijn je uitgaven hoger dan je inkomsten dan heb je een begrotingstekort.

Slide 5 - Tekstslide

Welke redenen kun je hebben om te sparen?
Voor een doel, om na een tijd iets duurs te kopen
Voor de rente, wanneer de rente laag is zullen er weinig mensen sparen
Uit voorzorg, voor onverwachte uitgaven

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Slide 10 - Tekstslide

De rol van de bank
Banken bemiddelen tussen het aanbod van geld en de vraag naar geld.



De rente bij lenen is hoger dan de rente bij sparen. Het verschil tussen deze rentes is winst voor de bank.  (rente is de prijs)











Aanbod van geld
komt van spaarders, de bank betaalt rente als vergoeding
Vraag naar geld
komt van gezinnen en bedrijven
die geld willen lenen, zij betalen rente.

Slide 11 - Tekstslide

Wat doet de ECB?
  • De ECB (Europese Centrale Bank) is de centrale bank voor de eurozone.
  • De ECB bepaalt de basisrente.
  • Is de rente hoog, dan sparen we meer en lenen we minder.
  •  ->We geven dan minder uit.
  • Is de rente laag, dan sparen we minder en lenen we meer.
  •  ->We geven dan meer uit.


Met de basisrente houdt de ECB de inflatie onder controle.
Als de inflatie hoger is dan je loonstijging, dan daalt je koopkracht.


Slide 12 - Tekstslide

Wat kan de ECB doen?

  • Met de basisrente houdt de ECB de inflatie onder controle.
  • Als de inflatie hoger is dan je loonstijging, dan daalt je koopkracht.


Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Leerdoelen van vandaag:
  • Ik kan de drie spaarmotieven noemen en herkennen.
  • Ik kan de enkelvoudige rente berekenen.
  • Ik kan de samengestelde rente berekenen.
  • Ik weet wat het gevolg van inflatie is voor mijn spaargeld.
  • Ik kan kenmerken van beleggen noemen.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide