In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 2:
Het weer
Slide 1 - Tekstslide
Programma van de les
Herhaling paragraaf 2.2
Uitleg paragraaf 2.3
Zelfstandig aan de slag
Slide 2 - Tekstslide
welke formule is juist?
A
absolute druk = luchtdruk - overdruk
B
luchtdruk = absolute druk + overdruk
C
absolute druk = luchtdruk + overdruk
D
luchtdruk = absolute druk - onderdruk
Slide 3 - Quizvraag
Waarmee meet je de luchtdruk
A
Manometer
B
Barometer
C
Thermometer
D
Hydrometer
Slide 4 - Quizvraag
Hoe hoger je komt, hoe...
A
groter de luchtdruk
B
meer lucht aanwezig
C
kleiner de luchtdruk
D
minder de luchtdruk te voorspellen valt
Slide 5 - Quizvraag
Wat is de gemiddelde luchtdruk op zeeniveau?
A
1000 hPa
B
1007 hPa
C
1013 hPa
D
1020 hPa
Slide 6 - Quizvraag
Bereken de luchtdruk in Pa als de druk 1,345 bar is
A
1,345
B
1345
C
13,45
D
134500
Slide 7 - Quizvraag
Op 16 december 2011 werd in De Bilt een luchtdruk gemeten van 970 hPa. Een luchtdruk van 970 hPa is ...
A
erg laag.
B
iets onder het gemiddelde.
C
iets boven het gemiddelde.
D
erg hoog.
Slide 8 - Quizvraag
In een fietsband zit lucht. De band is hard opgepompt. De lucht in de band geeft een tegendruk. Wat kun je zeggen over de tegendruk?
A
De tegendruk in de band is even groot als de luchtdruk.
B
De tegendruk in de band is groter als de luchtdruk.
C
De tegendruk in de band is kleiner als de luchtdruk.
D
te weinig gegevens bekend
Slide 9 - Quizvraag
Leerdoelen
De leerling kent de natuurkundige betekenis van het woord temperatuur.
De leerling kan zelf een thermometer maken.
De leerling kent de 3 temperatuurschalen en kan deze in elkaar omrekenen.
Slide 10 - Tekstslide
Paragraaf 2.3
Wij denken bij temperatuur vaak aan hoe koud of warm iets is. Natuurkundig gezien zegt de temperatuur daar niets over (dat is onze interpretatie van de temperatuur).
Temperatuur is de snelheid waar mee de moleculen bewegen. Hoe sneller ze bewegen, hoe hoger de temperatuur.
We kunnen deze temperatuur op verschillende manieren meten. De meest gebruikte is die van de vloeistofthermometer.
Daarnaast kennen we nog de Bi-metaalthermometer en de elektrische thermometer.
Demonstratie Bi-metaal
Slide 12 - Tekstslide
Paragraaf 2.3
Wij gebruiken meestal de temperatuurschaal Celcius. Deze is gebaseerd op de temperatuur van smeltend ijs en kokend water (zo kun je dus zelf een thermometer maken)
Je zet een thermometer zonder schaalverdeling in een bakje met ijswater (dat is de 0 ⁰C) Daarna in kokend water (dat is 100 ⁰C) nu verdeel je de ruimte daartussen in gelijke delen.
Slide 13 - Tekstslide
Paragraaf 2.3
Naast Celcius zijn er nog 2 temperatuur schalen. In Amerika gebruiken ze de temperatuurschaal Fahrenheit.
In de wetenschap gebruiken ze de temperatuurschaal van Kelvin. Deze gaat uit van de beweging van de moleculen. geen beweging is de laagste temperatuur. Het kan niet kouder worden dan -273 ⁰C dus dat is 0 K.
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Video
Paragraaf 2.3
Om om te rekenen kun je de volgende formules gebruiken: