Wij leren het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik en kunnen dit toepassen in een verhaal.
Slide 4 - Tekstslide
Letterlijk taalgebruik
Letterlijk taalgebruik is als je iets precies zegt zoals het is bedoeld.
Slide 5 - Tekstslide
Figuurlijk taalgebruik
Bij figuurlijk taalgebruik betekent een woord niet precies wat er staat. Je moet de betekenis van het woord niet letterlijk nemen, het woord wordt dan figuurlijk gebruikt. Het is een vorm van beeldspraak.
Slide 6 - Tekstslide
Quiztime!
Wordt het letterlijk of figuurlijk bedoeld?
- ga staan voor figuurlijk taalgebruik
- Blijf zitten voor letterlijk taalgebruik
Slide 7 - Tekstslide
Dylano klimt in een grote boom.
Slide 8 - Tekstslide
Het goede antwoord is:
Letterlijk taalgebruik
Slide 9 - Tekstslide
Dylano is een boom van een vent.
Slide 10 - Tekstslide
Het goede antwoord is:
Figuurlijk taalgebruik
Slide 11 - Tekstslide
Fien trekt de stoute schoenen aan.
Slide 12 - Tekstslide
Het goede antwoord is:
Figuurlijk taalgebruik
Slide 13 - Tekstslide
Ik kan geen goede knoop maken.
Slide 14 - Tekstslide
Het goede antwoord is:
Letterlijk taalgebruik
Slide 15 - Tekstslide
De meester struikelde over zijn eigen woorden.
Slide 16 - Tekstslide
Het goede antwoord is:
Figuurlijk taalgebruik
Slide 17 - Tekstslide
Native American Stories
Letterlijk? Figuurlijk?
Slide 18 - Tekstslide
Schrijf je eigen (native american)verhaal
Stappenplan:
Bedenk een verhaal (bestaand verhaal is het makkelijkst).
Schets je verhaal op papier.
Begin -> maak de lezer nieuwsgierig
Kern -> belangrijkste gedeelte van je verhaal
Slot -> sluit het verhaal af
3. Schrijf je officiële (Native American)verhaal op een nieuw vel papier.
Slide 19 - Tekstslide
Verhaal
Eisen:
Bedenk een Native American verhaal (letterlijk of figuurlijk)
Begin -> Kern -> Slot (passend)
Minimaal één regel moet figuurlijk taalgebruik zijn.