In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Blok 3 week 1 les 3
Slide 1 - Tekstslide
Schrijf de zin met leestekens: Er zitten twee vliegen op een kaal hoofd
Slide 2 - Open vraag
Schrijf de zin met leestekens: De ene vlieg zegt tegen de andere vlieg Weet je nog Hier speelden we altijd verstoppertje
Slide 3 - Open vraag
Er zitten twee vliegen op een kaal hoofd. Zegt de ene vlieg tegen de andere: 'Weet je nog? Hier speelden we altijd verstoppertje.' Noem een telwoord.
Slide 4 - Open vraag
Er zitten twee vliegen op een kaal hoofd. Zegt de ene vlieg tegen de andere: 'Weet je nog? Hier speelden we altijd verstoppertje.' Noem het bijvoeglijk naamwoord.
Slide 5 - Open vraag
Er zitten twee vliegen op een kaal hoofd. Zegt de ene vlieg tegen de andere: 'Weet je nog? Hier speelden we altijd verstoppertje.' Noem uit de eerste zin een voorzetsel
Slide 6 - Open vraag
Er zitten twee vliegen op een kaal hoofd. Zegt de ene vlieg tegen de andere: 'Weet je nog? Hier speelden we altijd verstoppertje.' Noem uit de tweede zin een voorzetsel
Slide 7 - Open vraag
Slide 8 - Tekstslide
Voorbeelden
'Ik weet hoeveel poten een duizendpoot heeft,' zegt Suus.
Het zijn er in ieder geval geen duizend,' zegt Timo.
Slide 9 - Tekstslide
Dictee
Slide 10 - Tekstslide
Woord 1
Slide 11 - Open vraag
Woord 2
Slide 12 - Open vraag
Woord 3
Slide 13 - Open vraag
Zin 1
Slide 14 - Open vraag
Zin 2
Slide 15 - Open vraag
Zin 3
Slide 16 - Open vraag
'Dit zijn vier speciale reizen,' zei mevrouw Visser van het reisbureau. Welk woordsoort is REIZEN
A
telwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
werkwoord
D
zelfstandig naamwoord
Slide 17 - Quizvraag
'Dit zijn vier speciale reizen,' zei mevrouw Visser van het reisbureau. Noem het telwoord
Slide 18 - Open vraag
'Jullie zitten in de tweede coupé,' zegt de conducteur. Noem het rangtelwoord