cis meijer voorbereiding

Welkom 2vp!
Nog geen toetscijfers helaas....

Pak vast je boek en start met lezen.

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijs

In deze les zitten 32 slides, met tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Welkom 2vp!
Nog geen toetscijfers helaas....

Pak vast je boek en start met lezen.

Slide 1 - Tekstslide

Lessenserie spannend verhaal schrijven

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Link

Spanningsopbouw
In elk verhaal:
- hoofdpersoon
- helper
- tegenstander
(-slachtoffer)
Hoe bereikt de hoofdpersoon zijn doel? Hoe en door wie wordt hij tegengewerkt?

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Filmfragment Skyfall
Noteer:

-Helper
- Tegenstander
- Hoe wordt de hoofdpersoon tegengewerkt?

Slide 10 - Tekstslide

Spannende verhalen
Hoe creëer je als schrijver spanning in een verhaal?
- open plek in het verhaal
- gebruik zintuigen
- locatie/omgeving
- weersomstandigheden
-tijdsdruk
- cliffhanger

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht: verhaal lezen.  
Daniëlle Bakhuis: Zes seconden
(fragment uit dit boek) blz 160.


Slide 12 - Tekstslide

Opdracht bij verhaal
- Bechrijf de vier meisjes (uiterlijk, eigenschappen, kenmerken)
- Wie is de hoofdpersoon?
- Vanuit welk perspectief wordt dit verhaal verteld?
- Welke manieren van spanning zijn in dit verhaal verwerkt?
- In welke ruimte speelt dit verhaal zich af?
- Welke sfeer roept deze ruimte op?

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht bij verhaal
Bedenk een spannen vervolg op dit fragment, waarin de meisjes op Het Feest komen. Bedenk een spannende plek en 2 personen die er ook zijn waar de meisjes niet blij van worden.
Jasmijn verlies haar vriendinnen uit het oog...hoe is dat gebeurd?
Schrijf vanuit het ik-perspectief.

Slide 14 - Tekstslide

Welkom klas 2hva!
Vandaag:

- Toets betoog terug.
- Invullen reflectieformulier en inleveren.
- Verder met spannend verhaal.

Slide 15 - Tekstslide

Fictiebegrippen
Verhaalopbouw
Vertelwijze (perspectief)
Tijd
Ruimte

Slide 16 - Tekstslide

Verhaalopbouw
Waar start het verhaal: 
- vanaf het begin (ab ovo --> ' vanaf het ei')
- begint het midden in verhaal (in medias res --> 'in het midden')

Slide 17 - Tekstslide

Vertelwijze: Ik-perspectief     
 De ik-persoon vertelt het hele verhaal. Je ziet alle personen, gebeurtenissen en situaties vanuit het standpunt van de ik-figuur. Je weet dus alles wat deze ‘ik’ denkt, voelt en ziet.


Slide 18 - Tekstslide

Vertelwijze: personaal perspectief

De schrijver kruipt in de huid van één personage. De schrijver vertelt het verhaal vanuit het perspectief van die persoon, die ‘hij’ of ‘zij’ wordt genoemd. Als lezer weet je evenveel als de hij/zij-persoon.

Slide 19 - Tekstslide

Vertelwijze: wisselend perspectief
Je kijkt in het verhaal met meerdere mensen mee. Je leest dus de gevoelens en gedachten van meerdere personages. We noemen het wisselend perspectief omdat je het verhaal dus vanuit verschillende personen meemaakt.  
 Je leest telkens met iemand anders mee en weet wat hij/zij denkt. --> verschillende gebeurtenissen vanuit versch.pers.
--> dezelfde gebeurtenis vanuit verschillende personages.

Slide 20 - Tekstslide

Vertelwijze: alwetende verteller

- De schrijver is een alwetende verteller en weet alles van alle personages en gebeurtenissen. Hij weet hoe iedereen zich voelt en wat men denkt. Doet zelf niet mee aan het verhaal. 


Slide 21 - Tekstslide

Tijd
In welke tijd/periode speelt het verhaal zich af en waar kun je dat aan zien?
- verleden/heden/toekomst
- af te lezen aan de gebeurtenissen in het verhaal,  kenmerken, rituelen, voorwerpen etc.
- Verteltijd (aantal blz.) / vertelde tijd (tijdsduur verhaal)
- Chronologisch of niet-chronologisch (wel/geen flash back)

Slide 22 - Tekstslide

Ruimte
Waar, op welke locatie(s) speelt het verhaal zich af?

De manier waarop de ruimte beschreven wordt, kan een bepaalde sfeer oproepen.

Slide 23 - Tekstslide

Welkom klas 2hva!
Vandaag:
Lezen eerste hoofdstuk van 'Dark Mind' van Cis Meijer.

Toepassen Fictiebegrippen

Eind van de les: reflectieformulieren invullen (de juiste ;) en eventuele vragen stellen over je betoog.

Slide 24 - Tekstslide

Fictiebegrippen toepassen.       
Verhaalopbouw
Vertelwijze (perspectief)
Tijd (flashbacks?)
Ruimte
Benoem waar je spanning ervaart in het verhaal (onderstrepen)

Slide 25 - Tekstslide

0

Slide 26 - Video

Schrijfopdracht
Wat is er gebeurd en hoe loopt deze scène af...?

Noteer in je schrift, het hoeft geen lang verhaal te worden.
timer
5:00

Slide 27 - Tekstslide

Oefenen met schrijven 
- Bedenk in tweetallen (of alleen) twee personen voor een verhaal (namen, karakter, eigenschappen, man/vrouw, hobby's, voorkeuren, uiterlijk).  
-  Wie van deze twee is de hoofdpersoon (protagonist)?
- Wat is het doel van deze hoofdpersoon (protagonist)?
- Wie/wat zijn de obstakels, hindernissen op weg naar het doel?
- Wie/ wat is de helper en/of tegenstander (antagonist)?

Slide 28 - Tekstslide

Verhaal schrijven
Nu je dit in kaart hebt gebracht, ga je een begin maken met het schrijven van je SPANNENDE verhaal.
- Gebruik de zintuigen/locatie/het weer/tijdsdruk enz.
- Bedenk vanuit welk perspectief je schrijft (ik/hij)
- Bedenk of je in de teg.tijd of in de vt schrijft.

Let op: BESCHRIJF spanning dmv ZINTUIGEN te benoemen.

Slide 29 - Tekstslide

Je verhaal
- Vanuit welk perspectief heb je het verhaal geschreven?
- Zie je het verhaal ook echt alleen door de ogen van deze persoon? Kunnen we de gedachten en gevoelens weten?
- Heb je de spanning beschreven aan de hand van zintuigen en het niet letterlijk benoemd ('zijn hart bonsde in zijn keel 'ipv 'hij was  erg bang').
- Herschrijf eventueel je verhaal zodat je dat kunt zien.

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide