14.1 De ene spier is de andere niet 5H

Thema 5 Waarneming, gedrag en regeling
Hoofdstuk 14 Reageren
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Thema 5 Waarneming, gedrag en regeling
Hoofdstuk 14 Reageren

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud hoofdstuk
14.1 De ene spier is de andere niet
14.2 Je gezichtszintuig
14.3 Zenuwstelsel
14.4 Zenuwcellen
14.5 Hormonen

Daarna nog: herhalen H6 (Voeding, vertering en gezondheid)

Slide 2 - Tekstslide

14.1 De ene spier is de andere niet

Slide 3 - Tekstslide

Doel en begrippen 14.1

Je leert wat training doet met je spieren en de coördinatie door je hersenen
antagonisten, skeletspieren, spierbundels, langzame. snelle spiervezels, spierfibrillen, actine, myosine, dwarsgestreepte/ gladde spieren, harspierweefsel, netstructuur, onwillekeurig, myoglobine, krachttraining, duurtraining, hersenen, coördineren, spierspoeltjes

Slide 4 - Tekstslide

3 typen spieren
Verschillen in lokatie, bouw en in aansturing
Skeletspieren - bevestigd aan botten, dwarsgestreept/ bundels, bewust
Hartspieren - in het hart, dwarsgestreept/ netstructuur - onbeuwst
Gladde spieren - rond organen, glad - onbewust

Slide 5 - Tekstslide

Skeletspieren
Werken vaak samen: antagonisten/ antagonistisch paar


Slide 6 - Tekstslide

Skeletspieren
Werken vaak samen: antagonisten/ antagonistisch paar


Slide 7 - Tekstslide

Skeletspieren
Wat zijn de antagonisten van je buikspieren?

Slide 8 - Tekstslide

Pezen/ banden

Slide 9 - Tekstslide

Skeletspieren
BINAS 90C

Slide 10 - Tekstslide

Spierfilamenten

Slide 11 - Tekstslide

Skeletspieren
Dwarse streepjes onder de microscoop
door de rangschikking van de actine
en myosine moleculen/ fialementen

Cellen vergroeid: meerdere kernen per
cel

Slide 12 - Tekstslide

Snel en langzaam
Elke skeletspier bevat twee typen spiervezels:
snelle spiervezels
langzame spiervezels

Slide 13 - Tekstslide

Snel en langzaam
Snelle spiervezels
Langzame spiervezels
trekken snel samen
trekken minder snel samen
weinig myoglobine ->
snel vermoeid
veel myoglobine -> niet snel vermoeid
gevoelig voor krachttraining
gevoelig voor krachttraining en duurtraining

Slide 14 - Tekstslide

Myoglobine
Eiwit vergelijkbaar met hemoglobine.
Bindt zuurstof in spiercellen.
Veel myoglobine -> veel gebonden zuurstof in de spier -> meer uithoudingsvermogen

Slide 15 - Tekstslide

Training
Krachttraining: Kort en zwaar belasten
-> meer spiervezels -> meer kracht
Duurtraining: Lang minder zwaar belasten
 -> meer myoglobine en meer mitochondria in spiercellen -> meer uithoudingsvermogen
Ook je hartspier wordt versterkt -> meer bloed rondpompen -> meer zuurstof bij de spieren

Slide 16 - Tekstslide

Hartspieren

Slide 17 - Tekstslide

Hartspieren
Dwarse streepjes onder de microscoop
door de rangschikking van de actine
en myosine moleculen

Cellen hebben onderlinge verbindingen
waardoor een netstructuur ontstaat

Slide 18 - Tekstslide

Gladde spieren

Slide 19 - Tekstslide

Gladde spieren
Geen trakke rangschikking van de fibrillen

geen vergroeiing of onderlinge 
verbindingen

Vaak twee lagen met andere orientatie 
(kring- en lengtespieren)

Slide 20 - Tekstslide

Hersenen
Je hersenen coördineren het samentrekken en ontspannen van de álle spieren, ook de onwikkeleurige.

Bij training wordt de hersenen ook getraind en ontstaan motorprogrammas -> geautomatiseerde bewegingen voor de skeletspieren.

Slide 21 - Tekstslide

Spierspoeltjes
In de spieren zitten zintuigen die meten wat de spierspanning is van die spier (spierspoeltjes).
Deze informatie wordt via zenuwcellen/ neuronen doorgegeven aan de hersenen.
De hersenen kunnen aan de hand van die informatie bijsturen.

Bijvoorbeeld: kniepeesreflex.

Slide 22 - Tekstslide

Doel 14.1

  • Je weet wat antagonisten zijn
  • Je kent de verschillende typen spieren, waar ze zitten, hoe ze eruit zien (celniveau), hoe ze worden aangestuurd
  • Je kunt het verschil tussen snelle en langzame spiervezels beschrijven
  • Je kunt beschrijven wat de gevolgen zijn van training op je spieren en je hersenen

Slide 23 - Tekstslide

Huiswerk
14.1: 3, 4, 5, 6, 9, 10, 11, 12

Slide 24 - Tekstslide