ADHD in de Klas

ADHD in de Klas
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
GedragstoornisVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

ADHD in de Klas

Slide 1 - Tekstslide

Today
- DSM Diagnose
- Kenmerken
- Oorzaak
- Leerprestaties
- Do & Don'ts



Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

ADHD gaat vanzelf over als je volwassen bent
A
Goed
B
Fout
C
Soms wel soms niet

Slide 4 - Quizvraag

ADHD komt vaker voor bij meisjes dan bij jongens
A
Goed
B
Fout

Slide 5 - Quizvraag

ADHD is een stoornis in de hersenen
A
Goed
B
Fout

Slide 6 - Quizvraag

ADD staat voor Attention Deficit Disorder. ADD is een subtype van ADHD.
A
Goed
B
Fout

Slide 7 - Quizvraag

DSM 5
Definitie van ADHD
In de DSM-5 wordt gesproken van aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis (ADHD). ADHD wordt in de DSM-5 tot de neurobiologische ontwikkelingsstoornissen gerekend en verwijst naar een hardnekkig patroon van onoplettendheid en/of hyperactiviteit-impulsiviteit dat het dagelijkse functioneren of de ontwikkeling in significante mate belemmert.
  • Overwegend onoplettende beeld
  • Overwegend hyperactieve/impulsieve beeld
  • Gecombineerde beeld

Slide 8 - Tekstslide

Om de diagnose ADHD vast te kunnen stellen moeten de symptomen aan het volgende voldoen:
A
Meerdere symptomen moeten voor het 12e levensjaar zichtbaar zijn
B
Symptomen moeten aanwezig zijn in meer dan één context en kunnen niet worden verklaard door andere diagnoses.
C
Symptomen belemmeren het sociale of school functioneren
D
A, B en C

Slide 9 - Quizvraag

DSM 5
  • Symptoomcriteria
  • Leeftijdscriterium
  • Contextcriterium
  • Het beperkingscriterium (impairment)
  • Andere alternatieven  

Categorie : Licht - matig -ernstig

Slide 10 - Tekstslide

Kenmerken
Kenmerken
ADHD – overwegend hyperactief-impulsief
- Moeilijk stil kunnen blijven zitten;
- Moeilijk op zijn beurt kunnen wachten; 
- Van de ene activiteit naar de andere hollen;  
- Kunnen niet op hun stoel blijven zitten;  
- Overdreven veel praten;  
- Anderen in de rede vallen;  
- Zich vaak in gevaarlijke situaties storten;  
- Zichzelf moeilijk kunnen afremmen
- Moeite met emotieregulatie
- Eerst doen dan denken
- Vaak betrokken bij conflicten

ADHD – overwegend onoplettend 
- Snel afgeleid zijn; 
- Dromerig zijn;  
- Passief lijken;  
- Teruggetrokken zijn;  
- Ongeorganiseerd en vergeetachtig zijn;  
- Niet lijken te luisteren;  
- Niet luisteren naar wat anderen zeggen;  
- Vaak dingen kwijt zijn;  
- Gemakkelijk afgeleid worden;  
- Moeite hebben met het sociale gebeuren in de klas/omgeving;  
- Moeilijk instructies kunnen volgen;  
- Veel kwijtraken of vaak iets verliezen;  
- Moeilijk blijvend de aandacht kunnen richten; 
- Moeite aandacht bij taken of spelactiviteiten te houden.  

Slide 11 - Tekstslide

Jongeren met ADHD kunnen sommige dingen beter dan anderen.
A
Goed
B
Fout

Slide 12 - Quizvraag

Positieve kenmerken ADHD
  • Hyperfocus
  • Creatief
  • Hebben vaak veel humor
  • Probleemoplossend vermogen
  •  Enthousiast, altijd in voor iets nieuws
  • Ondernemend
  • Spontaan, open en zorgzaam

Slide 13 - Tekstslide

Wereldwijd is de gemiddelde prevalentie van ADHD bij jeugdigen:
A
1%
B
5%
C
10%
D
20%

Slide 14 - Quizvraag

Oorzaken
  • Erfelijk
  • Verminderde hersenactiviteit in de prefrontale cortex
  • Een tekort aan dopamine en noradrenaline 
  • Problemen met executieve functies
  • Verminderde gevoeligheid voor bekrachtiging
  • Omgevingsfactoren

Slide 15 - Tekstslide

In 60% tot 100% komt ADHD voor met andere problemen en stoornissen (comorbiditeit). Wat is de meest voorkomende cormobide stoornis?
A
angst- of stemmingsproblemen
B
Verslavingsproblematiek
C
ODD
D
Leerproblemen

Slide 16 - Quizvraag

Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat ADHD verschillende oorzaken kent, waaronder een tekort aan dopamine en noradrenaline. Waar hebben deze tekorten invloed op?
A
Hyperactiviteit, impulsiviteit en onoplettendheid
B
Executieve functies
C
Prikkelverwerking, motivatie en emotieregulatie
D
Gevoeligheid voor bekrachtiging

Slide 17 - Quizvraag

Leerprestaties
  • Chronische onder prestatie
  • Moeite met consequent toepassen (leer)strategieën
  • Motorische onrust 
  • Articulatieproblemen
  • Automatiserings- en aandachtsproblemen
  • Werkgeheugen. 
  • tragere informatieverwerking
  • Disharmonische intelligentieprofiel (Ten gunste van verbaal)

Slide 18 - Tekstslide

Do’s bij ADHD in de klas
  • Geef korte en duidelijke opdrachten;
  • Blijf regels en afspraken herhalen; 
  • Zorg voor uitdagende lesstof; 
  • Gebruik afwisselende werkvormen om de aandacht te vergroten; 
  • Complimenteer vaak;  ga uit van het positieve, sterke kanten van leerling
  • Benoem het gewenste gedrag en bied alternatieven bij ongewenst gedrag;
  • Verbaliseer niet te veel;
 

Slide 19 - Tekstslide

Do’s bij ADHD in de klas
  • Houd in de gaten of de leerling gaat afdwalen of drukker wordt door zoveel mogelijk oogcontact te houden tijdens een klassikale les;
  • Plan rust- en ontspanningsmomenten in gedurende de les;
  • Laat je niet tot discussies verleiden. Vertel vriendelijk, maar strikt, kort wat je van de leerling verwacht
  • Bied de leerling een afgeschermde werkplek: apart en vooraan, dicht bij de leerkracht;
  • Leer slordigheidsfouten te voorkomen door het gemaakte werk altijd eerst na te laten kijken door de leerling zelf;
  • Blijf het pittige, energierijke, creatieve kind achter de druktemaker zien. 

Slide 20 - Tekstslide

Don'ts 
  • De leerling zonder enige begeleiding laten samenwerken;
  • Het ongewenste gedrag bestraffen zonder alternatieven aan te bieden;
  • Een plek bij het raam of de deur geven.

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht
  1. Neem een leerling in gedachten met ADHD
  2. Maak een plan van aanpak zodat het leer en werkklimaat van de leerling zo effectief mogelijk is (klassenmanagement). 
  3. Denk hierbij bijvoorbeeld aan:
    Indeling lokaal - lesinhoud - lesmethode - werkvorm - rol leerkracht - relatie met leerling. 
  4. Plan van aanpak mailen naar Linda. 

Slide 22 - Tekstslide