Miniles 2

ADHD
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
CommunicatieHBOStudiejaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

ADHD

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dit leer je vandaag
  • Je herkent symptomen van ADHD 
  • Je kunt de subtypen van ADHD benoemen
  • Je weet hoe vaak ADHD voorkomt

Slide 2 - Tekstslide

Dit zijn de doelen van deze les. 

Onderliggend doel: ADHD is meer dan "alle dagen heel druk".

Om te beginnen 4 vragen om jullie voorkennis te toetsen. 
Dit gaan we doen
  • Introductiefilm
  • Uitleg
  • Zelfstandig werken aan een casus
  • Les afsluiten

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

We kijken naar de trailer van "Brammetje Baas"

Let op wat hij doet en wat hij denkt.

Slide 4 - Tekstslide

We zien druk gedrag, maar hij vertelt dat zijn hoofd altijd vol zit met allerlei gedachten.

Slide 5 - Video

Film Brammetje Baas ui 2011 als introductie

Een echte aanrader om helemaal te bekijken

Vraag 1
ADHD is voor het eerst beschreven in:
A
1902
B
1948
C
1980
D
2000

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 2
1. ADHD kan worden behandeld met omega3/visolie capsules
2. Hyperactiviteit bij ADHD wordt verergerd door het eten van suikers
A
Beiden zijn juist
B
1 is juist, 2 is onjuist
C
1 is onjuist, 2 is juist
D
Beiden zijn onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 3
ADHD komt bij jongens vaker voor dan bij meisjes, hoe vaak is dat?
A
even vaak
B
1,5 keer
C
2 keer
D
2,5 keer

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 4

ADHD is een stoornis in de ontwikkeling.
Dit betekent dat de meeste kinderen er over heen groeien.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

De antwoorden krijgen jullie aan het eind van de les.
Sir George Frederick Still (1868-1941)
In 1902 43 kinderen beschreven met:
  • Problemen met volhouden van aandacht en zelfregulatie
  • Opstandig
  • Weerstand tegen discipline
  • Overmatig emotioneel of hartstochtelijk
  • Weinig remmingen
  • Niet kunnen leren van hun daden
  • Defect niet te verklaren door fout van de omgeving
  • Schoolprestaties lager dan hun intellect


Slide 10 - Tekstslide



Sir George Frederick Still (1868-1941) De vader van de Britse kindergeneeskunde.
De eerste Engelse hoogleraar kindergeneeskunde hield op 4, 6 en 11 maart 1902 een serie van drie lezingen voor het Royal College of Physicians in Londen, onder de naam “Goulstonian lezingen” over ‘enkele abnormale psychische aandoeningen bij kinderen’, die later werden gepubliceerd hetzelfde jaar in de Lancet. 

Hij beschreef 43 kinderen die ernstige problemen hadden met volgehouden aandacht en zelfregulatie, die vaak agressief, opstandig, resistent tegen discipline, overmatig emotioneel of hartstochtelijk waren, die weinig remmende wilskracht vertoonden, ernstige problemen hadden met volgehouden aandacht en niet konden leren van de gevolgen van hun daden; hoewel hun intellect normaal was.
Hij schreef: ‘Ik zou erop willen wijzen dat een opvallend kenmerk in veel van deze gevallen van morele gebreken zonder algemene aantasting van het intellect een tamelijk abnormaal onvermogen tot aanhoudende aandacht is.
Hij concludeerde: ‘Er is een defect in het morele bewustzijn dat niet kan worden verklaard door enige fout van de omgeving.’ Toen Still het had over morele controle, verwees hij ernaar zoals William James vóór hem had gedaan, maar naar Still, de morele controle van gedrag betekende ‘de controle over handelen in overeenstemming met het idee van het welzijn van iedereen’
Een andere jongen van zes jaar oud met een duidelijk moreel gebrek was niet in staat zijn aandacht langer dan een zeer korte tijd bij een spel te houden, en zoals te verwachten was, was het gebrek aan aandacht zeer merkbaar op school, met als resultaat dat in sommige gevallen was het kind achtergebleven wat betreft schoolprestaties, hoewel hij qua gedrag en gewone conversatie net zo slim en intelligent leek als ieder kind maar kan zijn. Het kan speculatief lijken dat deze overwegingen over de aard van het defect enige praktische waarde hebben, maar ik durf te denken dat ze enige basis hebben op klinische feiten, en mijn reden om ze in dit verband naar voren te brengen is om de mogelijkheid te benadrukken dat andere ziekelijke omstandigheden naast een gebrek aan moreel bewustzijn kunnen verantwoordelijk zijn voor een gebrek aan morele controle.”
George Still heeft zeker niet de huidige terminologie voor deze stoornis gebruikt, maar veel ADHD-historici hebben geconcludeerd dat de kinderen die hij beschreef in zijn reeks van drie gepubliceerde lezingen voor het Royal College of Physicians waarschijnlijk in aanmerking zouden zijn gekomen voor de huidige stoornis van het gecombineerde ADHD-type. , naast andere aandoeningen.

DSM-classificatie
Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders

DSM-I       1952: vnl invloed psycho-analyse
DSM-II      1968: vooral beschrijvingen van symptomen
DSM-III     1980: gestandaardiseerde criteria
DSM-IV     1994: nieuwe stoornissen 
                     en verdere verfijning
DSM-5      2013: nieuwe indeling

Slide 11 - Tekstslide

Er was na de 2e wereldoorlog behoefte om patienten beter met elkaar te kunnen vergelijken. Hiervoor was het nodig een classificatiessyteemt te ontwikkelen. Eind 19e eeuw begon een franse arts voor het eerst met het classificeren van doodsoorzaaken. 
Vanaf 1948 werd door de WHO de ICD (International Classification of diseases) beschreven waarin naast de doodsoorzaken ook mentale en lichamelijke ziekten werden beschreven.

De *Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders* (DSM) is een classificatiesysteem voor psychische aandoeningen dat is ontwikkeld door de American Psychiatric Association (APA). 
De geschiedenis van de DSM begon in 1952 met de publicatie van de eerste editie, DSM-I, die was gebaseerd op psychiatrische diagnoses uit de jaren 1940 en sterk beïnvloed werd door de psychoanalyse.
In 1968 verscheen de DSM-II, die vooral beschrijvingen gaf van symptomen zonder duidelijke diagnostische criteria. 

De grote doorbraak kwam met DSM-III in 1980, waarin voor het eerst gestandaardiseerde criteria werden geïntroduceerd. DSM-III verlegde de focus naar een meer empirisch en biologisch model van psychiatrische diagnoses.
Verdere edities, zoals DSM-IV in 1994 en DSM-5 in 2013, introduceerden nieuwe stoornissen en verfijnden de diagnostische criteria op basis van wetenschappelijk onderzoek. De DSM is voortdurend onderhevig aan kritiek, vooral op het gebied van overdiagnosticering en de invloed van de farmaceutische industrie. Desondanks blijft het een belangrijk instrument in de psychiatrische diagnostiek wereldwijd.

DSM-diagnose
Een ziekte is te classificeren als DSM-diagnose indien:
er is sprake van specifieke verschijnselen
én
verschijnselen zijn van invloed op:
sociale, schoolse, beroepsmatige functioneren, 
of verminderde kwaliteit hiervan

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ADHD in de DSM
DSM-II  (1968)   Hyperkinetisch syndroom

DSM-III (1980)   Attention Deficit Order (ADD) met of zonder 
                                hyperactiviteit
DSM-IV (1994)  Attention Deficit/ Hyperactivity Disorder
DSM-5  (2013)  ADHD is neurobiologische aandoening, gaat
                               door in de volwassenheid



Slide 13 - Tekstslide

Nadat Still in 1902 eerste beschrijving van kinderren
Onoplettendheid
Zes of meer van volgende symptomen
  1. Maakt vaak slordige fouten
  2. Vaak moeite aandacht vast te houden
  3. Lijkt vaak niet te luisteren
  4. Volgt vaak instructies niet op
  5. Vaak moeite met organiseren van taken en activiteiten
  6. Vermijdt of heeft hekel aan taken met langdurige inspanning
  7. Verliest vaak dingen
  8. Wordt vaak afgeleid door externe prikkels
  9. Is vaak vergeetachtig

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hyperactiviteit en impulsiviteit
Zes of meer van de volgende symptomen

  1. Beweegt vaak onrustig met handen of voeten
  2. Staat vaak op, daar waar verwacht wordt dat je blijft zitten
  3. Rent vaak rond of klimt overal op
  4. Kan moeilijk rustig spelen
  5. Is vaak “in de weer” of “draaft maar door”
  6. Praat vaak overmatig veel
  7. Gooit het antwoord er vaak uit
  8. Heeft vaak moeite om te wachten
  9. Stoort vaak anderen

Slide 15 - Tekstslide

Zes of meer van de volgende symptomen

  • Beweegt vaak onrustig met handen of voeten
  • Staat vaak op, daar waar verwacht wordt dat je blijft zitten
  • Rent vaak rond of klimt overal op
  • Kan moeilijk rustig spelen
  • Is vaak “in de weer” of “draaft maar door”
  • Praat vaak overmatig veel
  • Gooit het antwoord er vaak uit
  • Heeft vaak moeite om te wachten
  • Stoort vaak anderen
Aanvullende criteria
B. Symptomen aanwezig voor het 12e jaar
C. Symptomen aanwezig op 2 of meer terreinen
D. Symptomen hebben invloed op sociaal-maatschappelijk
     functioneren

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Subtypes
Gecombineerde type

Overwegend onoplettende type (ADD)

Overwegend hyperactief/impulsief type

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vóórkomen van ADHD bij kinderen
3-5% vd kinderen in Nederland (5% wereldwijd)
jongens; 6-8%
meisjes: 2-4%

Jongens: 50-75% gecombineerde type
Meisjes: vooral onoplettende type

Slide 18 - Tekstslide

Er is echter vermoeden dat er onderdiagnostiek is bij meisjes. 
Deels omdat zij makkelijk kunnen compenseren met sociaal gedrag.

Vóórkomen van ADHD bij volwassenen
2.9% volwassenen in Nederland heeft ADHD 
20% vd mensen met psychiatrische patiënten incl verslaving

mannen: 3.9%
vrouwen: 1.9%

mannen: vooral gecombineerde type
vrouwen: vooraal onoplettende type

Slide 19 - Tekstslide

Laatste jaren veel onderzoek naar ADHD bij vrouwen rondom de overgang.

Vermoeden dat door de veranderde hormoonbalans, ADHD-verschijnselen meer naar voren komen.
Behandeling van ADHD
  • Psycho-educatie, zowel kind, ouder, als omgeving
  • Gedragsmatige interventies zoals oudertraining en cognitieve gedragstherapie
  • Medicatie

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
  • In een casus ADHD-verschijnselen herkennen
  • casus lezen en verschijnselen noteren
  • met je buurman (m/v)de uitkomsten bespreken
  • de verschijnselen staan op spiekbriefje
  • per groep 2 verschijnselen centraal benoemen
  • 1 minuut zelf, 2 minuten met buurman,
       3 minuten centraal
timer
1:00
timer
2:00

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 6

ADHD is een stoornis in de ontwikkeling.
Dit betekent dat de meeste kinderen er over heen groeien.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 7
ADHD komt bij jongens vaker voor dan bij meisjes, hoe vaak is dat?
A
evenveel
B
1,5 keer
C
2 keer
D
2,5 keer

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 7
1. ADHD kan worden behandeld met omega3/visolie capsules
2. Hyperactiviteit bij ADHD wordt verergerd door het eten van suikers
A
Beiden zijn juist
B
1 is juist, 2 is onjuist
C
1 is onjuist, 2 is juist
D
Beiden zijn onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 8
ADHD is voor het eerst beschreven in:
A
1902
B
1948
C
1980
D
2000

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat hebben we geleerd
ADHD heeft onoplettendheidsverschijnselen én hyperactiviteits-verschijnselen. 
Deze verschijnselen hebben invloed op het dagelijks leven
Er zijn 3 subtypes
Gaat niet bij iedereen over bij het ouder worden
Lijkt meer voor te komen bij jongens/mannen dan bij meisjes/vrouwen

Slide 26 - Tekstslide

ADHD is een psychiatrische stoornis met onoplettendheidsverschijnselen én hyperactiviteitsverschijnselen. 

Deze verschijnselen hebben invloed op het dagelijks leven

Het gaat niet bij iedereen over bij het ouder worden

Lijkt meer voor te komen bij jongens/mannen dan bij meisjes/vrouwen, maar er kan ook sprake zijn van onderdiagnostiek
Graag invullen
bsot.nl

Docent: VLY-152
Klas: M2-ME

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Miniles 2, versie 2

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies