Polders: Gebied met een kunstmatige waterstand, omringd door dijken.
Hoogteligging: De ligging ten opzichte van het zeeniveau.
Draineren/ Ontwateren: Overtollig water laten weglopen.
Kunstmatige afwatering: Gegraven sloten en kanalen die water afvoeren uit een gebied.
Sluis: Bouwwerk tussen twee waterwegen met een verschillend waterpeil bedoeld om water of schepen door te
laten.
Bemaling: Het wegpompen van water uit een polder.
Boezem: Tijdelijke opslaggebied van water dat bestaat uit kanalen en meren.
Kwel: Het stromen van grondwater.
Grondwater: Water dat tussen de zandkorrels en kleideeltjes in de grond zit.
Oppervlaktewater: Water in sloten, meren, kanalen, rivieren en zee.
Natuurlijke afwatering: Beken en rivieren die water afvoeren uit een gebied.
Stuwen: Bouwwerk bedoeld om water vast te houden.