Alinea 2 tot en met 4:Deze alinea's begin je met een signaalwoord voor opsomming. (ten eerste, ook, bovendien, enz.)
Na het signaalwoord plaats je de persoonsvorm. Zo formuleer je een goede zin.
Daarna volgt je argument met uitleg en evt. een voorbeeld
In het middenstuk mag je nooit 'ik vind' gebruiken!