Benoem de bijzin: ow-zin, lv-zin, mv-zin of bwb-zin.
a Ik zal niet snel vergeten dat Marith zomaar voor mij een muffin meebracht.
b De neefjes gingen poffertjes eten in het pannenkoekenhuis, nadat ze een flinke boswandeling hadden gemaakt.
c Dat je Sem meeneemt naar de laatste schoolavond, is een goed idee.
d Je moet zaterdag eens op de markt kijken, als je voor weinig geld een bikini of zwembroek wilt kopen.
[object Object]
e Wie mij bijles wiskunde wil geven, beloof ik een avondje naar de film.
[object Object]
f Wat voorspeld werd over de daling van de werkeloosheid, is inderdaad uitgekomen.