BE hst 7 04-04-2022

Constante kosten zijn:

A
kosten die dalen als de productie stijgt
B
kosten die stijgen als de productie stijgt
C
kosten die vast staan voor een bedrijf
D
kosten die variabel zijn voor een bedrijf
1 / 25
volgende
Slide 1: Quizvraag
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Constante kosten zijn:

A
kosten die dalen als de productie stijgt
B
kosten die stijgen als de productie stijgt
C
kosten die vast staan voor een bedrijf
D
kosten die variabel zijn voor een bedrijf

Slide 1 - Quizvraag

Constante kosten zijn...
A
kosten die dalen als de productie stijgt
B
kosten die stijgen als de productie stijgt
C
kosten die vast staan voor een bedrijf
D
kosten die variabel zijn voor een bedrijf

Slide 2 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van constante kosten.
A
Internetrekening
B
Brandstofkosten voor de bedrijfsauto
C
De inkoopkosten van de voorraad.

Slide 3 - Quizvraag

Constante kosten zijn...
A
kosten die dalen als de productie stijgt
B
kosten die stijgen als de productie stijgt
C
kosten die vast staan voor een bedrijf
D
kosten die variabel zijn voor een bedrijf

Slide 4 - Quizvraag

Variabele kosten zijn...
A
kosten die hetzelfde blijven als de omzet veranderd
B
kosten die veranderen als de omzet veranderd
C
kosten die elke maand hetzelfde zijn

Slide 5 - Quizvraag

Hoofdstuk 7
Constante en variabele kosten

Slide 6 - Tekstslide

Wat gaan we deze les doen?
Variabele kosten
Constante kosten
Kostprijsformule
Commerciële kostprijs
Transactie resultaat 
Bezettingsresultaat

Slide 7 - Tekstslide

Wat zijn variabele
kosten?

Slide 8 - Woordweb

Variabele kosten zijn...
A
kosten die hetzelfde blijven als de omzet veranderd
B
kosten die veranderen als de omzet veranderd
C
kosten die elke maand hetzelfde zijn

Slide 9 - Quizvraag

Proportioneel variabele kosten:
A
kosten die per product hetzelfde blijven bij een hogere productie
B
kosten die per product duurder worden door een hogere productie
C
kosten die per product goedkoper worden bij een hogere productie

Slide 10 - Quizvraag

Degressief variabele kosten:
A
kosten die per product goedkoper worden bij een hogere productie
B
kosten die per product duurder worden door een hogere productie
C
kosten die per product hetzelfde blijft bij een hogere productie

Slide 11 - Quizvraag

Progressief variabele kosten:
A
kosten die per product hetzelfde blijft bij een hogere productie
B
kosten die per product goedkoper worden bij een hogere productie
C
kosten die per product duurder worden door een hogere productie

Slide 12 - Quizvraag

Welke uitspraak is juist?
A) De kosten X zijn progressief variabel, de kosten Y zijn degressief variabel
B) De Kosten Z zijn degressief, de kosten Y zijn proportioneel
C) De kosten X zijn proportioneel, de kosten Y zijn progressief

Slide 13 - Tekstslide

Variabele kosten zijn...
A
kosten die hetzelfde blijven als de omzet veranderd
B
kosten die veranderen als de omzet veranderd
C
kosten die elke maand hetzelfde zijn

Slide 14 - Quizvraag

Constante kosten
De hoogte van de constante kosten hangt af van:
- De gekozen productiecapaciteit
- het aantal en de grootte van de duurzame productiemiddelen
- Het aantal mensen dat in vaste dienst is

Slide 15 - Tekstslide

Constante kosten zijn:
A
De kosten die afhankelijk zijn van de productie
B
De kosten die afhankelijk zijn van de afzet
C
De kosten die niet afhankelijk zijn van de productie of afzet

Slide 16 - Quizvraag

De kostprijsformule

De kostprijs bereken je als volgt:
kostprijs = C/N + V/W

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht

Van Felix BV is over de productie het volgende bekend:
Over 2019 heeft het bedrijf enkele constante kosten gehad van: €144.000
De normale productie van Felix BV zijn 12.000 producten. De variabele kosten bij de werkelijke productie zijn €169.000
De werkelijke productie die Felix verwacht in 2019 zijn 13.000 producten. 
Felix wil graag weten wat zijn fabricagekostprijs is. 
Gevraagd:
 Bereken de fabricagekostprijs


Slide 18 - Tekstslide

commerciële kostprijs
naast de fabricagekosten hebben we ook verkoopkosten.

Fabricagekostprijs + standaardverkoopkosten
=
commerciële kostprijs

Slide 19 - Tekstslide

Fabricagekostprijs en verkoopkosten
Fabricagekostprijs: C/N + V/W
Waarbij C staat voor constante fabricagekosten
En V staat voor variabele fabricagekosten

Verkoopkosten: C/N + V/W
Waarbij C staat voor constante verkoopkosten
En V staat voor variabele verkoopkosten

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht commerciële kostprijs
Van handelsonderneming de Wit zijn de volgende gegevens bekend voor het product: Lidok:
De inkoopprijs bedraagt: €850
De variabele verkoopkosten zijn: €32
De constante verkoopkosten zijn €30.000
De normale en verwachte productie is 400 producten
Gevraagd:
Bereken de commerciële kostprijs

Slide 21 - Tekstslide

Het transactieresultaat bereken je door:
A
Afzet X winst
B
Afzet X commerciële kostprijs
C
Afzet X Verkoopprijs

Slide 22 - Quizvraag

Het transactieresultaat bereken je door:
A
Afzet X winst
B
Afzet X commerciële kostprijs
C
Afzet X Verkoopprijs

Slide 23 - Quizvraag

De formule van de bezettingsresultaat is:
A
(N-W) X N/ C
B
(N-C) X W / N
C
(C-W) X N / N
D
(W-N) X C / N

Slide 24 - Quizvraag

Van Aert VOF maakt en verkoopt het product Aspus.
De volgende gegevens zijn bekend:
- De variabele productiekosten per eenheid product bedragen €10
- De verwachte constante productiekosten bedragen €30.000
- De verkoopkosten zijn variabel en bedragen  €2 per product
- De verkoopprijs bedraagt €20
- De normale productie en afzet zijn 15.000 producten per jaar
- De verwachte productie en afzet bedragen 17.500 per jaar
Gevraagd:
Bereken het transactieresultaat en het bezettingsresultaat

Slide 25 - Tekstslide