In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Commerciële kostprijs is altijd lager dan de integrale kostprijs
A
Waar
B
Niet waar
C
Deze zijn gelijk aan elkaar
Slide 11 - Quizvraag
Mark heeft € 5,- aan constante kosten per product en € 10 aan variabele kosten per product. daarnaast heeft hij nog € 5,- aan verkoopkosten. Bereken de integrale kostprijs.
A
€ 15,-
B
€ 10,-
C
€ 20
D
€ 5,-
Slide 12 - Quizvraag
Mark heeft € 5,- aan constante kosten per product en € 10 aan variabele kosten per product. daarnaast heeft hij nog € 5,- aan verkoopkosten. Bereken de commerciële kostprijs
A
€ 15,-
B
€ 10,-
C
€ 20
D
€ 5,-
Slide 13 - Quizvraag
Tim heeft € 500 aan totale variabele kosten en € 1.000 aan totale constante kosten. De normale productie is 500 stuks en de werkelijke productie is € 400. Bereken de variabele kosten per product
A
€ 1,-
B
€ 1,25
C
€ 3,25
D
€ 2,-
Slide 14 - Quizvraag
Tim heeft € 500 aan totale variabele kosten en € 1.000 aan totale constante kosten. De normale productie is 500 stuks en de werkelijke productie is € 400. Bereken de constante kosten per product
A
€ 1,-
B
€ 1,25
C
€ 3,25
D
€ 2,-
Slide 15 - Quizvraag
Tim heeft € 500 aan totale variabele kosten en € 1.000 aan totale constante kosten. De normale productie is 500 stuks en de werkelijke productie is € 400. Bereken de integrale kostprijs