logistiek

1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
LogisitekMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 300 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen vandaag?
  • Terugblik naar vorige les
  • Leerdoelen
  • Voorkennistoets
  • Start bedrijfje
  • Uitleg kosten- en batenanalyse
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiting 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De student...
  • Kan nadenken over zijn/haar eigen bedrijf omtrent bedrijfssoort, -naam en -logo.
  • Weet wat kosten en baten zijn en kan deze analyseren dmv een kosten- en batenanalyse.
  • Weet wat homo- en heterogene producten zijn en kunnen de break-even berekenen voor beide soort producten.
  • Weet wat variabele- en vaste kosten zijn en kunnen deze toepassen in de kostprijsformule.
  • Kan de commerciële- en fabricagekostprijs berekenen.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik
Wat hebben we de vorige les gedaan?

Slide 4 - Tekstslide

- Kostensoorten
- Opslagmethodes

Maak een schema van de kosten op het bord. Dit heb je later nodig.
Voorkennistoets

https://b.socrative.com/teacher/#import-quiz/74915679

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Drie leerlijnen
Score: 0-60%

Je moet meedoen met de uitleg.
Score: 80-100%

Je mag meedoen met de uitleg, of een kennisclip, of je werkt zelfstandig.
Score: 60-80%

Je mag meedoen met de uitleg, of je kijkt een kennisclip.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Start een bedrijf 
bedrijf   naam   logo

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Start met het eigen bedrijf
Opdracht: Schrijf op je blad...
  1. Minimaal 7 soorten winkels/bedrijven die jij leuk vindt.
  2. Eén uitgekozen winkel/bedrijf.
  3. Wat jou uniek maakt.
  4. Wat voor product(en) je gaat maken.
  5. Een tekening van jouw product(en).
timer
10:00

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Naam voor het bedrijf
  • Origineel
  • Betekenisvol
  • Eenvoudig
  • Uitspreekbaar
  • Flexibel
  • Beschikbaar
timer
5:00

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat maakt een goede logo?

Slide 10 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Logo bedenken
Opdracht: Schrijf op je blad...
  • Woorden hoe jij je logo voor je ziet;
  • Een schets van je logo;

Ontwerp je logo op: Canva.com / Powerpoint / Logomaker.com
timer
10:00

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies





Kosten




Baten

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kosten- en baten
Kosten
  • Alle kosten van vorige les

Baten
  • Omzet
  • Klanttevredenheid
  • Service

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Jouw kosten voor je bedrijf
Opdracht: Schrijf op je blad...
  • Alle kosten die jij maakt (gebruik de vorige les);
  • Hoe die kosten tot uiting komen in je bedrijf;
  • De verwachte omzet;
  • Minimaal twee andere baten;
  • Hoe die baten tot uiting komen in je bedrijf.
timer
10:00

Slide 15 - Tekstslide

De vorige les hebben we gehad over de verschillende kosten. Tijdens de terugblik hebben we het hierover gehad. Gebruik het schemaatje van kosten, zodat de studenten kunnen zien over welke kosten ze moeten nadenken.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak de analyse voor jouw bedrijf

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

PAUZE
timer
15:00

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Homo- of heterogeen?
Houd je blad omhoog

Slide 20 - Tekstslide

Iedere student krijgt twee bordjes/blaadjes. Met homogeen en heterogeen. Ik laat dan een product zien en de studenten houden het bordje omhoog. 

Ervanuit gaande dat ze weten wat homo- en heterogene producten zijn. Anders eerst uitleggen

(Vermelden dat dit de enige les is waar ze homo/hetero mogen roepen, indien dit van toepassing is)

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kijk nu naar je eigen bedrijf
Zijn jouw producten homo- of heterogeen?

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Break-even: homogeen
Break-even afzet = de afzet waarbij er geen winst of verlies gemaakt wordt.
  • dit bereken je door de formule:

Break-even omzet = de omzet waarbij er geen winst of verlies gemaakt wordt.
  • dit bereken je door de formule:

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld
Hans staat met een kraampje met frisdrank op een braderie.
Hij verkoopt sinas, cola en 7-up. Alle blikjes frisdrank verkoopt hij voor € 1,50 per stuk.
 Hans heeft de blikjes fris ingekocht bij groothandel Makro, voor € 0,50 per stuk.  De vaste kosten voor Hans bestaan uit de huur van een marktkraam, het marktgeld en de energiekosten van de koeling. In totaal bedragen deze vaste kosten € 75,- voor de hele dag. 
Hoeveel blikjes frisdrank moet Hans op de braderie verkopen, zodat hij alle kosten heeft terugverdiend?

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitwerking:

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld
Hans staat met een kraampje met frisdrank op een braderie.
Hij verkoopt sinas, cola en 7-up. Alle blikjes frisdrank verkoopt hij voor € 1,50 per stuk.
 Hans heeft de blikjes fris ingekocht bij groothandel Makro, voor € 0,50 per stuk.  De vaste kosten voor Hans bestaan uit de huur van een marktkraam, het marktgeld en de energiekosten van de koeling. In totaal bedragen deze vaste kosten € 75,- voor de hele dag. 
Hoeveel bedraagt de break-even omzet in het geval van Hans?

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitwerking:

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Break-even: homogeen
Break-even afzet = de afzet waarbij er geen winst of verlies gemaakt wordt.
  • dit bereken je door de formule:

Break-even omzet = de omzet waarbij er geen winst of verlies gemaakt wordt.
  • dit bereken je door de formule:

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld
Hans staat met een kraampje met frisdrank op een braderie.
Hij verkoopt sinas, cola en 7-up. Alle blikjes frisdrank verkoopt hij voor € 1,50 per stuk.
 Hans heeft de blikjes fris ingekocht bij groothandel Makro, voor € 0,50 per stuk.  De vaste kosten voor Hans bestaan uit de huur van een marktkraam, het marktgeld en de energiekosten van de koeling. In totaal bedragen deze vaste kosten € 75,- voor de hele dag. 
Hoeveel blikjes frisdrank moet Hans op de braderie verkopen, zodat hij alle kosten heeft terugverdiend?

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitwerking:

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld
Hans staat met een kraampje met frisdrank op een braderie.
Hij verkoopt sinas, cola en 7-up. Alle blikjes frisdrank verkoopt hij voor € 1,50 per stuk.
 Hans heeft de blikjes fris ingekocht bij groothandel Makro, voor € 0,50 per stuk.  De vaste kosten voor Hans bestaan uit de huur van een marktkraam, het marktgeld en de energiekosten van de koeling. In totaal bedragen deze vaste kosten € 75,- voor de hele dag. 
Hoeveel bedraagt de break-even omzet in het geval van Hans?

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitwerking:

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

PAUZE
timer
15:00

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies





Variabele kosten




Vaste kosten

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vaste- of variabele kosten?
Vaste kosten = kosten die je altijd maakt (onafhankelijk van de productie)
  • Huur
  • Loon
  • Verzekering
Variabele kosten = kosten die je maakt bij het produceren  (afhankelijk van productie)
  • Grondstoffen
  • Loonkosten per product

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kijk nu naar je eigen bedrijf
Welke vaste- en variabele kosten komen kijken bij jouw product?

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De kostprijsformule

De kostprijs = prijs van de kosten die je maakt bij het produceren

De kostprijs bereken je als volgt:
  • C = constante kosten
  • N = norm
  • V = variabele kosten
  • W = verwachte productie


kostprijs = C/N + V/W

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht

Van Felix BV is over de productie het volgende bekend:
Over 2019 heeft het bedrijf enkele constante kosten gehad van: €144.000
De normale productie van Felix BV zijn 12.000 producten. De variabele kosten bij de werkelijke productie zijn €169.000
De werkelijke productie die Felix verwacht in 2019 zijn 13.000 producten. 
Felix wil graag weten wat zijn fabricagekostprijs is. 
Gevraagd:
 Bereken de fabricagekostprijs


Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

commerciële kostprijs
naast de fabricagekosten hebben we ook verkoopkosten.

Fabricagekostprijs + standaardverkoopkosten
=
commerciële kostprijs

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fabricagekostprijs en verkoopkosten
Fabricagekostprijs: C/N + V/W
Waarbij C staat voor constante fabricagekosten
En V staat voor variabele fabricagekosten

Verkoopkosten: C/N + V/W
Waarbij C staat voor constante verkoopkosten
En V staat voor variabele verkoopkosten

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht commerciële kostprijs
Van handelsonderneming de Wit zijn de volgende gegevens bekend voor het product: Lidok:
De inkoopprijs bedraagt: €850
De variabele verkoopkosten zijn: €32
De constante verkoopkosten zijn €30.000
De normale en verwachte productie is 400 producten
Gevraagd:
Bereken de commerciële kostprijs

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies