Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
βΉ
Terug naar zoeken
m2 h3 taalverzorging
Lijdend voorwerp
H3
1 / 36
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
In deze les zitten
36 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Lijdend voorwerp
H3
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoel
Je leert over het lijdend voorwerp.
Slide 2 - Tekstslide
Noteer de persoonsvorm.
Gisteren heeft zijn opa een vakantie geboekt.
timer
0:30
Slide 3 - Open vraag
Wat is het onderwerp in deze zin?
"Ik wil naar buiten"
Slide 4 - Open vraag
Wat weet je nog over het lijdend voorwerp?
Slide 5 - Open vraag
Een zin heeft altijd een lijdend voorwerp.
A
juist
B
onjuist
Slide 6 - Quizvraag
Lijdend voorwerp
timer
0:40
A
Alle werkwoorden in de zin
B
De vraag: wie (of wat) + persoonsvorm
C
De zin in een andere tijd zetten
D
De vraag: wie (of wat) + gezegde + onderwerp
Slide 7 - Quizvraag
Lijdend voorwerp
Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
Jij kan het lijdend voorwerp in die zin vinden.
A
jij
B
het lijdend voorwerp
C
in die zin
D
kan vinden
Slide 8 - Quizvraag
Wat is het lijdend voorwerp?
Ik eet elke dag een taartje.
Uitleg lijdend voorwerp
A
Ik
B
eet
C
elke dag een taartje
D
een taartje
Slide 9 - Quizvraag
Is het leerdoel behaald?
Leerdoel: Je leert over het lijdend voorwerp.
π
π
π
π
π
Slide 10 - Poll
Welke informatie mis ik nog?
Slide 11 - Open vraag
Verwijswoorden
H3
Slide 12 - Tekstslide
Leerdoel
Je leert over verwijswoorden.
Slide 13 - Tekstslide
Verwijswoorden
Verwijswoorden verwijzen naar andere woorden in de tekst, ze zorgen voor afwisseling.
Voorbeelden van verwijswoorden:
enkelvoud
: hij, hem, zij/ze, haar, het.
De buurjongen heeft een scooter.
Hij
zet
hem
elke avond in de garage.
meervoud
: ze
De leerlingen zijn te laat.
Ze
mogen niet meer naar binnen.
Slide 14 - Tekstslide
Verwijswoorden
Kies het juiste verwijswoord:
mannelijk/vrouwelijk? Kijk in het woordenboek.
het-woorden (onzijdig)
het, zijn
dat, dit
de-woorden (mannelijk)
hij, hem, zijn
die, deze
de-woorden (vrouwelijk)
zij/ze, haar
die, deze
meervoud
zij/ze, hen, hun
die, deze
Slide 15 - Tekstslide
Welke verwijswoorden horen in deze zin?
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Er kunnen meerdere verwijswoorden goed zijn als antwoord.
Vera doet het trucje voor.
________ zegt:
βZo moet je
________ doen.β
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
Slide 16 - Sleepvraag
Welke verwijswoorden horen in deze zin?
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Twan heeft een bijbaantje voor twee uurtjes,
________ vindt
________ niet erg.
deze
die
dat
hij
zij
het
ze
Slide 17 - Sleepvraag
Welke verwijswoorden horen in deze zin?
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Onno krijgt een vreemd mailtje binnen.
_________ denkt dat
________ spam is.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze
Slide 18 - Sleepvraag
Welke verwijswoorden horen in deze zin?
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Het drumstel is van Davids vader,
maar ________ gebruikt ________ niet meer.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze
Slide 19 - Sleepvraag
Verwijswoorden...
A
geven een verband aan in de tekst.
B
geven een eigenschap aan.
C
geven aan dat iets van iemand is.
D
verwijzen naar iets in de tekst.
Slide 20 - Quizvraag
Verwijswoorden
Met een
verwijswoord
kun je verwijzen naar woorden die je eerder hebt gebruikt.
Verbanden tussen woorden en zinnen kunnen we dus aangeven met verwijswoorden.
Hij, ze, zij, het, hem, haar, zijn, hun, deze, die, dat, dit.
Slide 21 - Tekstslide
Is het leerdoel behaald?
Leerdoel: Je leert over verwijswoorden.
π
π
π
π
π
Slide 22 - Poll
Welke informatie mis ik nog?
Slide 23 - Open vraag
voltooid deelwoord
h3
Slide 24 - Tekstslide
Leerdoel
Je leert over het voltooid deelwoord.
Slide 25 - Tekstslide
Wat is een voltooid deelwoord?
A
is
B
gestruikeld
Slide 26 - Quizvraag
Wat is een voltooid deelwoord?
A
Werkwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Lidwoord
D
Persoonsvorm
Slide 27 - Quizvraag
Wat is een voltooid deelwoord?
A
heel werkwoord
B
persoonsvorm
C
ge-be-her-ver-er-ont woorden
D
werkwoordelijk gezegde
Slide 28 - Quizvraag
Een voltooid deelwoord:
A
is sowieso verleden tijd
B
dan is de pv altijd een vorm van 'zijn, worden of hebben'
C
antwoord A, B en D
D
kan eindigen op een 't', een 'd' en 'en'
Slide 29 - Quizvraag
Wat is het voltooid deelwoord?
A
geoogst
B
oogsten
C
oogstten
Slide 30 - Quizvraag
Wat is het voltooid deelwoord?
A
Heeft
B
juffrouw De Jong
C
de cadeaubon
D
gedaan
Slide 31 - Quizvraag
Wat is het voltooid deelwoord?
A
Loop
B
Liep
C
Gelopen
Slide 32 - Quizvraag
Wat zijn voltooide deelwoorden?
A
schrijven
B
gedacht
C
overkomen
D
verteld
Slide 33 - Quizvraag
Wat ga je doen?
Maak de planning H3 Voltooid deelwoord.
Klaar? --> Maak alle openstaande planningen van H3
Slide 34 - Tekstslide
Is het leerdoel behaald?
Leerdoel: Je leert over het voltooid deelwoord.
π
π
π
π
π
Slide 35 - Poll
Welke informatie mis ik nog?
Slide 36 - Open vraag
Meer lessen zoals deze
Nederlands H3 samenvatting Taalverzorging
Januari 2024
- Les met
25 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
2BKT taalverzorging H3+H4 planning
Februari 2023
- Les met
17 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
voltooid deelwoord
Maart 2023
- Les met
33 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
NN6 KGT2 Hoofdstuk 3 Taalverzorging
Februari 2021
- Les met
26 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
Taalverzorging
November 2021
- Les met
24 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
Thema 6: hoofdvormen werkwoorden en meewerkend voorwerp.
Mei 2022
- Les met
44 slides
Taal
Primary Education
#221 2K Hoofdstuk 2 Taalverzorging volt.deelwoord
Januari 2022
- Les met
12 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
03/02 herhaling theorie taalverzorging h3
Februari 2023
- Les met
14 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2