2.2 Zuivere stoffen en mengsels

Programma
  • Herhaling 2.1
  • Uitleg 2.2
  • Maken opdrachten 2.2

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Programma
  • Herhaling 2.1
  • Uitleg 2.2
  • Maken opdrachten 2.2

Slide 1 - Tekstslide

Schrijf een stofeigenschap op je bord

Slide 2 - Woordweb

2.1 Stofeigenschappen
Eigenschappen waaraan je stoffen kunt herkennen.
  • kleur
  • geur
  • smaak
  • brandbaarheid

Slide 3 - Tekstslide

2.1 Stoffen en veiligheid
Let op de gevarensymbolen (pictogrammen).

Slide 4 - Tekstslide

2.2 Zuivere stoffen en mengsels
Alle stoffen die we kennen bestaan uit hele kleine deeltjes. Die deeltjes noemen we moleculen. 

Een molecuul suiker is anders dan een molecuul water. Dat kan liggen aan de vorm of de grootte.
Een molekuul is het kleinste deeltje van een stof, wat nog steeds de stofeigenschappen bezit van die stof.
We stellen ons de molekulen voor als 'bolletjes'. Je ziet dus twee verschillende bolletjes. Dat zijn dus twee verschillende molekulen; dus twee verschillende stoffen. In dit voorbeeld is de het ene molekuul suiker, het andere molekuul is water.

Slide 5 - Tekstslide

2.2 Zuivere stoffen en mengsels
Als er heel veel moleculen samen zitten, pas dan noemen we het 'een stof'.


Slide 6 - Tekstslide

Mengsel
Verschillende zuivere stoffen

Slide 7 - Tekstslide

2.2 Zuivere stoffen en mengsels
Je kunt een mengsel dus scheiden. 
Vaak doe je dat om een zuivere stof over te houden.

Slide 8 - Tekstslide

Zuivere stoffen en mengsels
Oplossingen
Als je een vaste stof mengt met een vloeistof en die vloeistof wordt helder, dan heb je te maken met een oplossing.

  • Een voorbeeld van een oplossing is thee.
  • De geur, kleur en smaak deeltjes zijn zo klein dat ze niet meer zichtbaar zijn. 
  • Een oplossing bevat een oplosmiddel (vloeistof)

Slide 9 - Tekstslide

2.2 Zuivere stoffen en mengsels
Extraheren:
- Op basis van oplosbaarheid.

Slide 10 - Tekstslide

Zuivere stoffen en mengsels
Suspensies
Als je een vaste stof mengt met een vloeistof en die vloeistof wordt troebel, dan heb je te maken met een suspensie.

Slide 11 - Tekstslide

Zuivere stoffen en mengsels
Suspensies
Als je een vaste stof mengt met een vloeistof en die vloeistof wordt troebel, dan heb je te maken met een suspensie.
  • Een voorbeeld van een suspensie is verf.

Slide 12 - Tekstslide

Zuivere stoffen en mengsels
Suspensies
Als je een vaste stof mengt met een vloeistof en die vloeistof wordt troebel, dan heb je te maken met een suspensie.
  • Een voorbeeld van een suspensie is verf.

  • Een suspensie is een vloeistof waarin een fijn verdeelde vaste stof zweeft.

Slide 13 - Tekstslide

Zuivere stoffen en mengsels
Suspensies
Een ander voorbeeld van een suspensie is een mengsel van grond en water.

Slide 14 - Tekstslide

Zuivere stoffen en mengsels
Suspensies
Een ander voorbeeld van een suspensie is een mengsel van grond en water.

  • Als je een suspensie een tijdje laat staan dan zakt de vaste stof naar de bodem.
  • We noemen dit bezinken.

Slide 15 - Tekstslide

2.2 Zuivere stoffen en mengsels
Filtreren:
- Op basis van deeltjes grootte.
- Grote deeltjes gaan niet door het filtreerpapier

Slide 16 - Tekstslide

Aan de slag!
- maken opdracht 1 t/m 9 van §2.2 (boek + schrift)

timer
5:00

Slide 17 - Tekstslide

Aantekeningen 2.2
  1. Mengsel: Stof die bestaat uit 2 of meer SOORTEN moleculen.
  2. Zuivere stof: Stof die uit 1 SOORT molecuul bestaat.
  3. Oplossing: Mengsel van 2 of meer stoffen waarbij de opgesloste stof volledig is opgenomen in het vloeibare oplosmiddel.
  4. Suspensie: Vloeistof waarin een fijn verdeeld poeder zweeft.
  5. Molecuul: Kleinste deel waar stoffen uit bestaan.

Slide 18 - Tekstslide

Aantekeningen 2.2
6. Filtreren: Scheidingsmethode om een vaste stof te scheiden van een vloeistof met behulp van een filter.
7. Filtraat: Vloeistof die door het filter heen loopt tijdens het filtreren.
8. Residu: Deeltjes die achterblijven op het filter nadat alle vloeistof door het filter is gelopen.
9. Extraheren: Scheidingsmethode om een oplosbare vaste stoffen te scheiden van niet-oplosbare vaste stoffen.

Slide 19 - Tekstslide

Cola is een
A
oplosmiddel
B
mengsel
C
zuivere stof
D
residu

Slide 20 - Quizvraag

Als je een suspensie filtreert,
A
dan houd je altijd een zuivere stof over
B
zijn de niet-opgeloste deeltjes het residu
C
dan is het filtraat altijd kleurloos
D
dan houd je meestal een emulsie over

Slide 21 - Quizvraag

De gemalen koffie wordt gemaakt door bonen te malen. Hierdoor
A
worden de moleculen kleiner gemaakt
B
worden de moleculen veranderd
C
blijven de moleculen hetzelfde
D
komen er nieuwe moleculen bij

Slide 22 - Quizvraag

2.2 Zuivere stoffen en mengsels
-Lezen Theorie 2.2 +  Maken: opdrachten 1 t/m 8 blz. 44-46 Online of in je werkboek

Huiswerk: Lezen theorie 2.3 + Maken opdracht 2, 3, 4 en 9

Slide 23 - Tekstslide