Les: Mengsels en zuivere stoffen

2.2 Mengsels en zuivere stoffen
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
ExactMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

2.2 Mengsels en zuivere stoffen

Slide 1 - Tekstslide

Veel stoffen zijn opgebouwd uit kleine deeltjes. Deze deeltjes worden moleculen genoemd. 
2.2 Mengsels en zuivere stoffen

Slide 2 - Tekstslide

Veel stoffen zijn opgebouwd uit kleine deeltjes. Deze deeltjes worden moleculen genoemd. 
  • Zuivere stoffen bestaan uit een soort molecuul. 
  • Alle moleculen in een zuivere stof zien er hetzelfde uit.
2.2 Mengsels en zuivere stoffen

Slide 3 - Tekstslide

Veel stoffen zijn opgebouwd uit kleine deeltjes. Deze deeltjes worden moleculen genoemd. 
  • Zuivere stoffen bestaan uit een soort molecuul. 
  • Alle moleculen in een zuivere stof zien er hetzelfde uit.
  • Kristalsuiker is een voorbeeld van een zuivere stof.
2.2 Mengsels en zuivere stoffen

Slide 4 - Tekstslide

Als meerdere zuivere stoffen worden samengevoegd ontstaat er een mengsel.
2.2 Mengsels en zuivere stoffen

Slide 5 - Tekstslide

Als meerdere zuivere stoffen worden samengevoegd ontstaat er een mengsel.
  • Mengsels bestaan uit meerdere soorten moleculen. 
  • De moleculen in een mengsel zien er verschillend uit.
2.2 Mengsels en zuivere stoffen

Slide 6 - Tekstslide

Als meerdere zuivere stoffen worden samengevoegd ontstaat er een mengsel.
  • Mengsels bestaan uit meerdere soorten moleculen. 
  • De moleculen in een mengsel zien er verschillend uit.
  • Frisdranken zijn voorbeelden van mengsels.
2.2 Mengsels en zuivere stoffen

Slide 7 - Tekstslide

Oplossingen
Als je een vaste stof mengt met een vloeistof en die vloeistof wordt helder, dan heb je te maken met een oplossing.

2.2 Mengsels en zuivere stoffen

Slide 8 - Tekstslide

Oplossingen
Als je een vaste stof mengt met een vloeistof en die vloeistof wordt helder, dan heb je te maken met een oplossing.

  • Een voorbeeld van een oplossing is thee.
2.2 Mengsels en zuivere stoffen

Slide 9 - Tekstslide

Oplossingen
Als je een vaste stof mengt met een vloeistof en die vloeistof wordt helder, dan heb je te maken met een oplossing.

  • Een voorbeeld van een oplossing is thee.
  • De geur, kleur en smaak deeltjes zijn zo klein dat ze niet meer zichtbaar zijn. 
2.2 Mengsels en zuivere stoffen

Slide 10 - Tekstslide

Oplossingen
Als je een vaste stof mengt met een vloeistof en die vloeistof wordt helder, dan heb je te maken met een oplossing.

  • Een voorbeeld van een oplossing is thee.
  • De geur, kleur en smaak deeltjes zijn zo klein dat ze niet meer zichtbaar zijn. 
  • Een oplossing bevat een oplosmiddel (vloeistof)
2.2 Mengsels en zuivere stoffen

Slide 11 - Tekstslide

Oplossingen
Als je een vaste stof mengt met een vloeistof en die vloeistof wordt helder, dan heb je te maken met een oplossing.

  • Een voorbeeld van een oplossing is thee.
  • De geur, kleur en smaak deeltjes zijn zo klein dat ze niet meer zichtbaar zijn. 
  • Een oplossing bevat een oplosmiddel (vloeistof)
Een oplossing blijft ALTIJD gemengd.
2.2 Mengsels en zuivere stoffen

Slide 12 - Tekstslide

Oplossingen
Als je een vaste stof mengt met een vloeistof en die vloeistof wordt helder, dan heb je te maken met een oplossing.

  • Een voorbeeld van een oplossing is thee.
  • De geur, kleur en smaak deeltjes zijn zo klein dat ze niet meer zichtbaar zijn. 
  • Een oplossing bevat een oplosmiddel (vloeistof)
Een oplossing blijft ALTIJD gemengd.
of vloeistof/gas
2.2 Mengsels en zuivere stoffen

Slide 13 - Tekstslide

Verzadigde oplossing
Zout lost op in water. 
  • In 1 Liter  water kan 360 gram zout oplossen.


2.2 Mengsels en zuivere stoffen

Slide 14 - Tekstslide

Verzadigde oplossing
Zout lost op in water. 
  • In 1 Liter  water kan 360 gram zout oplossen.
  • Als je meer dan 360 gram zout aan 1 L water toevoegt, lost het zout niet meer op.
  • Je zegt dan: de oplossing is verzadigd.


2.2 Mengsels en zuivere stoffen

Slide 15 - Tekstslide

Suspensies
Als je een vaste stof mengt met een vloeistof en die vloeistof wordt troebel, dan heb je te maken met een suspensie.

2.2 Mengsels en zuivere stoffen

Slide 16 - Tekstslide

Suspensies
Als je een vaste stof mengt met een vloeistof en die vloeistof wordt troebel, dan heb je te maken met een suspensie.
  • Een voorbeeld van een suspensie is verf.

2.2 Mengsels en zuivere stoffen

Slide 17 - Tekstslide

Suspensies
Als je een vaste stof mengt met een vloeistof en die vloeistof wordt troebel, dan heb je te maken met een suspensie.
  • Een voorbeeld van een suspensie is verf.

  • Een suspensie is een vloeistof waarin een fijn verdeelde vaste stof zweeft.
2.2 Mengsels en zuivere stoffen

Slide 18 - Tekstslide

Emulsie
Een mengsel van twee vloeistoffen die niet met elkaar mengen.

2.2 Mengsels en zuivere stoffen

Slide 19 - Tekstslide

Emulsie
Een mengsel van twee vloeistoffen die niet met elkaar mengen.
  • Een voorbeeld van een emulsie zijn boter en Mayonaise.

2.2 Mengsels en zuivere stoffen

Slide 20 - Tekstslide

Emulsie
Een mengsel van twee vloeistoffen die niet met elkaar mengen.
  • Een voorbeeld van een emulsie is boter of Mayonaise.
  • Een emulsie bestaat hoofdzakelijk uit water en olie.

2.2 Mengsels en zuivere stoffen

Slide 21 - Tekstslide

Emulsie
Een mengsel van twee vloeistoffen die niet met elkaar mengen.
  • Een voorbeeld van een emulsie is boter of Mayonaise.
  • Een emulsie bestaat hoofdzakelijk uit water en olie.
  • ... en een emulgator.

2.2 Mengsels en zuivere stoffen

Slide 22 - Tekstslide

Andere mengsels
  • Schuim: gas opgesloten in een vaste stof of vloeistof.

2.2 Mengsels en zuivere stoffen

Slide 23 - Tekstslide

Andere mengsels
  • Schuim: gas opgesloten in een vaste stof of vloeistof.
  • Nevel: hele kleine druppels   in een gas

2.2 Mengsels en zuivere stoffen

Slide 24 - Tekstslide

Andere mengsels
  • Schuim: gas opgesloten in een vaste stof of vloeistof.
  • Nevel: hele kleine druppels   in een gas
  • Rook: vaste deeltjes die in een gas zweven (aerosol)
  • Legering: twee of meer metalen: brons 

2.2 Mengsels en zuivere stoffen

Slide 25 - Tekstslide

Kookpunt/kooktraject, smeltpunt/smelttraject
2.2 Mengsels en zuivere stoffen
zuiver 
mengsel 

Slide 26 - Tekstslide

Kookpunt/kooktraject, smeltpunt/smelttraject
2.2 Mengsels en zuivere stoffen
zuiver = punt
mengsel = traject

Slide 27 - Tekstslide

2.2 Mengsels en zuivere stoffen

Slide 28 - Tekstslide

2.2 Mengsels en zuivere stoffen

Slide 29 - Tekstslide

  • Leren 2.1 Stofeigenschappen
  • Lezen 2.2 Mengsels en zuivere stoffen
  • Maken 2.2 Onderdeel E Opdrachten (1 t/m 6)
AFSLUITING
2.2 Mengsels en zuivere stoffen

Slide 30 - Tekstslide