Examentraining economie leerjaar 4 23-24

Examentraining economie 
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 300 min

Onderdelen in deze les

Examentraining economie 

Slide 1 - Tekstslide

Overige tips
  • Gebruik je kladpapier:
  • Zet getallen op een rij
  • Schrijf ook de woorden erbij
  • Bij open vragen: schrijf de definitie even op
  • Let op de eenheden (€, %, aantallen, $, miljoen, x1000, enz.)
  • Controleer je antwoorden
  • Heb ik de vraag echt beantwoord?
  • Is het logisch?

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Rekenvragen
  • Gaat het om geldbedragen? Vergeet niet € of $ of ...
  • Houdt bij een rekenvraag ALTIJD rekening met afronden:
  • Rond een antwoord in euro’s altijd met 2 cijfers achter de komma af
  • Dus als je antwoord 10 euro is schrijf je dit op als €10,00
  • Rond een antwoord in procenten altijd af met 1 cijfers achter de komma
  • Dus als je antwoord 1,45 procent is schrijf je dit op als 1,5%
  • Tenzij anders staat aangegeven in de vraag!
  • Heb je een antwoord verkeerd afgerond, dan wordt het antwoord fout gerekend en is de vraag dus fout beantwoord!
  • Schrijf altijd de hele berekening op! 


Slide 4 - Tekstslide

Open vragen
  • Lees de vraag goed. Neem een markeerstift mee om de belangrijke dingen te onderstrepen.
  • Bij 'leg uit' altijd je antwoord uitleggen!
  • De bronnen gebruiken die erbij staan (denk aan je bronnenboekje)
  • Als je meerdere punten in een vraag moet beantwoorden, gebruik dan streepjes in je antwoord.

Slide 5 - Tekstslide

Consumptie (1)
Wat is economie? 
--> Keuzes maken want bijna alles is schaars
--> Je hebt basis- en overige behoeften
--> Verbruiks- en gebruiksgoederen.

Wat is welvaart en wanneer neemt die toe?

Slide 6 - Tekstslide

Consumptie (2)
Ruilen & geld
--> Directe en indirecte ruil 
--> Geldfuncties: Ruil, reken en spaarmiddel
--> Geldsoorten: Chartaal & giraal

Inkomens: 
--> Reële (wat kun je uiteindelijk ermee kopen?) en nominaal (wat krijg je in geldbedrag?)
--> Uit arbeid, bezit of overdrachten 
--> Modaal & minimuminkomen 
--> Lorenzcurve

Slide 7 - Tekstslide

Consumptie (3)
Begroting
--> Overschot en tekort
--> Geld reserveren (rekenen)
--> NIBUD & budgetplan 

Uitgaven: 
Dagelijkse uitgaven, vaste lasten & incidentele uitgaven

Slide 8 - Tekstslide

De lorenzcurve

Slide 9 - Tekstslide

Consumptie (4)
Consumentengedrag:
--> Informeren voor je iets koopt: vergelijkend warenonderzoek
--> Beïnvloed door marketing: 6 P's 
--> Reclame: Commerciële, informatief, ideële, misleidende

Slide 10 - Tekstslide

Consumptie (5)
Consumentenbescherming: 
--> Garantie: wettelijk (2 jaar)
--> Consumentenbond: informatie, bemiddelt, waarschuwen, onderhandelt (consumer power)
--> Warenwet & NVWA (voedsel en waren autoriteit)
--> Wet productaansprakelijkheid, wet koop of afstand (2 weken bedenktijd), colportagewet (boven 50 euro, koop afzien 2 weken)
--> Geschillencommissie 

Geld & betalen: 
--> Geldfuncties: ruil, reken & spaar
--> Wisselkoers valuta: verkoopkoers, aankoopkoers & provisie (transactiekosten)

Slide 11 - Tekstslide

Consumptie (6)
Sparen: 
--> Motieven: doel, voorzorg & rente
--> Rekening: spaardeposito (vaste rente) of niet (variabel)
--> Enkelvoudige rente (spaargeld x groeifactor x aantal jaar)
--> Samengestelde rente (spaargeld x (1+g^n))
--> Beleggen: koerswinst of verlies 

Lenen: 
--> Motieven: tijdelijk geld tekort, nu genieten, onverwachte tegenvaller, huis. 
--> Soorten leningen: persoonlijk, doorlopend, koop op afbetaling, huurkoop, leasen, hypothecaire lening
--> Leendeel bestaat uit: aflossing & rente 

Slide 12 - Tekstslide

Consumptie (7)
Verzekeringen: 
--> Vrijwillig & verplichte 
--> Polisvoorwaarden: premie, verzekerde waarde, eigen risico, uitsluitingen
--> Woonverzekeringen: inboedel & opstal 
--> Over- en onderverzekering (verzekerde waarde/werkelijke waarde x schadebedrag)
--> Rijtuigen: WA-verzekering verplicht.
--> Zorgverzekering: basisverzekering

Woningen: 
--> Huur: sociale (huurtoeslag, woningcoöperatie) en vrijesector (particulier)
--> Koop: k.k. (kosten komen op rekening koper boven op de vraagprijs. 

Slide 13 - Tekstslide

Overheid (1)
--> Overheidssectoren: centrale overheid, provincies, gemeenten en waterschappen.
--> Collectieve (publieke) en particuliere sector (winst)
--> Collectieve goederen (voor iedereen)

Geld centrale overheid: 
--> Miljoenennota & rijksbegroting 
--> Inkomsten: Belastingen (indirect en direct) + niet-belastingontvangsten
--> Financieringstekort & staatsschuldquote: omvang staatsschuld/nationaal inkomenx100

Geld gemeenten: 
--> ozb (onroerendgoedbelasting) op de WOZ-waarde. 

Decentralisatie van de centrale overheid? Of juist niet? 

Slide 14 - Tekstslide

Overheid (2)

Slide 15 - Tekstslide

Internationaal (1)
--> Open en gesloten economie
--> Importeren en exporteren (en wederuitvoer)
--> Werkgelegenheid: bijv. groei export > groei productie > groei werkgelegenheid > groei nationaal inkomen
--> Invloed van de wisselkoers: bijv. wisselkoers stijgt > prijs geïmporteerde producten daalt > eigen productie daalt > werkgelegenheid daalt

Slide 16 - Tekstslide

Internationaal (2)
Handelsbalans: 
--> Import- en exportwaarde (aantal producten x prijs)
--> Import- exportquote (waarde/nationaal inkomenx100%)
--> Dekkingspercentage (exportwaarde/importwaardex100%)
--> Ruilvoet (indexcijfer prijspeil export/indexcijfer prijspeil importx100)

Slide 17 - Tekstslide

Internationaal (3)
Internationale arbeidsverdeling: 
--> Globalisering 
--> Vrijhandel (WTO streeft ernaar) of protectionisme (contingentering/importquota, invoerrechten, importverboden, exportsubsidies) 

EU:
--> Gemeenschappelijke markt: goederen/diensten, personen & kapitaal. 
--> Gemeenschappelijk beleid
--> Europese Monetaire Unie (EMU)
--> ECB met zijn prijsstabiliteit (bijv. rente verhoging > lenen duurder > bestedingen dalen > inflatie neemt af)

Slide 18 - Tekstslide

Internationaal (4)
Welvaart
--> Welvaart meten: inkomen per hoofd (nationaal inkomen/aantal inwoners)

Ontwikkelingslanden
--> Ontwikkelingslanden: laag inkomen, veel werkloosheid, ondervoeding, snelle bevolkingsgroei, urbanisatie, weinig middelbare school afgerond en etc. 
--> Vicieuze cirkel: laag inkomen > weinig bestedingen > weinig productie > weinig werkgelegenheid > laag inkomen. 
--> Maatregelen: Fair trade, minder schulden, zachte leningen, meer ontwikkelingssteun 
--> Hulp: noodhulp, gebonden ontwikkelingshulp, ongebonden hulp, structurele hulp 

Slide 19 - Tekstslide

Productie en arbeid (1)
Basis:
--> Productiefactoren: Kapitaal (rente), arbeid (loon), natuur (pacht), ondernemerschap (winst)
--> Productiesectoren: Primair, secundair, tertiaire, kwartaire 
--> Bedrijfskolom en toegevoegde waarde 
--> Nationaal inkomen = nationaal product 


Slide 20 - Tekstslide

Productie en arbeid (2)
Bedrijfsresultaat: 
--> Brutowinst: omzet (afzet x vp) - inkoopwaarde (afzet x inkoopprijs). Alles excl btw!
--> Nettowinst: brutowinst - bedrijfskosten (vaste kosten of variabele kosten)
--> Afschrijvingen ((vervangingswaarde-restwaarde)/gebruiksduur) 

Maatschappelijke kosten: kosten van milieu en gezondheid die niet verwerkt zijn in de prijs.

BTW (belasting toegevoegde waarde): 
--> 9% goederen die nodig zijn voor het dagelijks leven 
--> 21% standaard tarief
Je moet kunnen omrekenen!  

Slide 21 - Tekstslide

Productie en arbeid (3)
Ondernemingsvormen: 
--> Eenmanszaak (een eigenaar): privé aansprakelijk
--> VOF (meerdere eigenaren): privé aansprakelijk 
--> BV (aandeel op naam) en NV (Aandeel op toonder): Niet privé aansprakelijk. Dividend voor de aandeelhouders. 
--> Stichting: niet privé aansprakelijk. Mag niet naar winst streven. 

Bedrijven: 
--> Kartel= verboden samenwerking
--> Fusie 
--> Overname

Slide 22 - Tekstslide

Productie en arbeid (4)
Arbeid:
 --> Arbeidsproductiviteit (gemiddelde productie per werkende in bepaalde periode) verhogen: arbeidsverdeling (specialisatie), scholing, meer kapitaalgoederen, arbeidsomstandigheden. 
--> Gevolgen: loonkosten dalen per product, betere concurrentiepositie, hogere lonen. 

Arbeidsmarkt: 
Beroepsbevolking = iedereen tussen 15 en 75 die wil en kan werken.





Werklozen: 
--> Officiele & verborgen werkloosheid, werkloosheidspercentage (werklozen/beroepsbevolkingx100%). 
--> Structurele, conjuncturele, frictie, seizoens, regionale. 

Slide 23 - Tekstslide

Productie en arbeid (5)
Arbeidsovereenkomst: 
--> Bepaalde tijd of onbepaalde tijd, proeftijd, vakantiedagen, arbo-wet
--> Arbeidsvoorwaarden: primair en secundair 

Maatschappelijk ondernemen: 
--> Grenzen aan groei
--> Duurzame ontwikkeling
--> 3 p's: people, planet, profit

Slide 24 - Tekstslide

Verrijkingsstof (1)
Beginselsen 
--> Draagkrachtbeginsel: sterke schouders, zwaarste lasten. 
--> Profijtbeginsel: betalen waar je gebruik van maakt

Belasting: 
--> Belastingstelsels: proportioneel, progressief, degressief
--> Box 1 (winst + loon), box 2 (vanuit aandelen), box 3 (sparen en beleggen)
--> Aftrekposten: hierover hoef je geen belasting te betalen.

Overheid probeert nivellerend (= afstand van inkomens wordt kleiner) te werken 

Slide 25 - Tekstslide

Verrijkingsstof (2)
--> Inflatie: gemiddelde prijspeil gaat omhoog.
Oorzaken: veel vraag producten (bestedingsinflatie), kosten productie stijgen (kosteninflatie). 
Gevolgen: Koopkracht daalt, verlies vertrouwen geld, verslechtering concurrentiepositie, sparen wordt minder aantrekkelijk
Wat tegen bestedingsinflatie? Rente verhogen, bezuinigen uitgaven, belastingen verhogen.
Wat tegen kosteninflatie? Belasting verlagen, btw-tarief verlagen
--> Deflatie: Gemiddelde prijspeil gaat omlaag 
--> Koopkracht verandering: %prijspeil - %inkomensverandering
Met indexcijfers: indexcijfer nominaalinkomen/CPIx100

CPI (consumentenprijsindexcijfer) kunnen berekenen met wegingsfactoren. 

Slide 26 - Tekstslide

Verrijkingsstof (3)
Stelsels: 
--> Planeconomie  (productiemiddelen van de overheid)
--> Vrije markteconomie
NL: Vrije markteconomie met een grote rol van de overheid --> Verzorgingsstaat. 

Marktvormen: 
--> Volkomen concurrentie 
--> Monopolistische concurrentie 
--> Oligopolie 
--> Monopolie 

Slide 27 - Tekstslide

Verrijkingsstof (4)
--> aanbod (producenten) en
vraaglijn (consument)
--> Evenwichtsprijs waar de lijnen elkaar
kruizen 
--> Op de lijn wanneer het een prijs
verandering is. Anders verschuiving

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide