Poëzie deel 2

Poëzie
- Herhalen termen 
- Oefenen beeldspraak 
- Oefenen stijlfiguren 
- Bespreken gedichten 
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Poëzie
- Herhalen termen 
- Oefenen beeldspraak 
- Oefenen stijlfiguren 
- Bespreken gedichten 

Slide 1 - Tekstslide

Welke is de alliteratie?
A
Achter elke muur zit een man zijn manen te kammen
B
Het land dat we allemaal kennen
C
Een bos met teddyberen...
D
... gleden twee smalle witte eenden..

Slide 2 - Quizvraag

Wat is een versregel?
A
Een versje
B
Een regel van 2 zinnen
C
Een regel
D
Een zin

Slide 3 - Quizvraag

Een klassiek sonnet heeft altijd:
A
eerst 2 distichon en dan 2 kwatrijnen
B
14 versregels
C
een wending op inhoud
D
Geen rijm

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een strofe
A
Een gedicht
B
De alinea van de poezie
C
Minimaal 3 versregels, oftewel terzet
D
Het witte stukje tussen versregels

Slide 5 - Quizvraag

Waar is sprake van assonantie?
A
Een bos is hier een boel met bomen
B
... in dit land zijn alle avonturen...
C
water waar latere sporen waren gelaten
D
voor het laatst daalt de avond

Slide 6 - Quizvraag

Geef 2 kenmerken van poëzie

Slide 7 - Open vraag

Een land waar grote mensen wonen
Het is er boos
Er zijn hormonen
Het is wat anders dan loos
A
Omarmend rijm
B
Gepaard rijm
C
Gekruist rijm
D
Gebroken rijm

Slide 8 - Quizvraag

Een 4-regelige strofe noemen we...
A
Distichon
B
Kwatrijn
C
Sextet
D
Terzet

Slide 9 - Quizvraag

Een 5-regelige strofe noemen we...
A
Kwatrijn
B
Terzet
C
Kwintijn
D
Sextet

Slide 10 - Quizvraag

Beeldspraak

Slide 11 - Tekstslide

De wind floot door de takken
A
Metafoor
B
Metonymia
C
Personificatie
D
Synesthesie

Slide 12 - Quizvraag

Gisteren dronk hij een glaasje te veel.
A
Metafoor
B
Metonymia
C
Personificatie
D
Vergelijking

Slide 13 - Quizvraag

Geef me de vijf , zei de vrouw.  
A
Metafoor
B
Metonymia
C
Personificatie
D
Synesthesie

Slide 14 - Quizvraag

Hij gebruikte veel bittere woorden.
A
Metafoor
B
Metonymia
C
Synesthesie
D
Vergelijking

Slide 15 - Quizvraag

Wat zit jij mistig te kijken.
A
Metafoor
B
Metonymia
C
Vergelijking
D
Personificatie

Slide 16 - Quizvraag

Stijlfiguren

Slide 17 - Tekstslide

De spaarlamp werpt nieuw licht op de techniek.
A
Woordspeling
B
Climax
C
Tautologie
D
Herhaling

Slide 18 - Quizvraag

In deze witte sneeuw heb ik een zonnebril nodig.
A
Tautologie
B
Pleonasme
C
Herhaling
D
Eufemisme

Slide 19 - Quizvraag

Een leraar tegen z'n klas: 'Denk je dat ik dit nog een keer ga uitleggen?'
A
Ironie
B
Retorische vraag
C
Tautologie
D
Woordspeling

Slide 20 - Quizvraag

Weinig alcohol kan te veel zijn.
A
Paradox
B
Climax
C
Pleonasme
D
Herhaling

Slide 21 - Quizvraag

Je wordt doodgegooid met informatie over de verkiezingen.
A
Climax
B
Pleonasme
C
Hyperbool
D
Woordspeling

Slide 22 - Quizvraag

Ik had een twee voor het proefwerk, ik had dus wel een paar foutjes gemaakt.
A
Eufemisme
B
Understatement
C
Anticlimax
D
Antithese

Slide 23 - Quizvraag

Gedichtanalyse




Rijm
Beeldspraak
Stijlfiguren
Interpretatie/ Betekenis

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide