OWE 6/7 PIP WG online lesweek 10 Ethiek, betrouwbaarheid en validiteit

Ethiek, betrouwbaarheid en validiteit 
WG online
OWE 6/7 PIP 
Lesweek 10 
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
CommunicatieHBOStudiejaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Ethiek, betrouwbaarheid en validiteit 
WG online
OWE 6/7 PIP 
Lesweek 10 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma
  • Doelen
  • Introductie
  • Vragen nabespreken
  • Opbouw van een artikel
  • Opdracht 
  • Afronding & vooruitblik 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelen
De student:
  • kan vertellen wat de structuur van een wetenschappelijk artikel is.
  • kan verschillende onderzoekdesigns opnoemen.
  • kan verschillende levels of evidence herkennen.
  • kan uitleggen wat bedoeld wordt met het begrip betrouwbaarheid en validiteit (interne validiteit en externe validiteit). 
  • heeft inzicht in validiteit en betrouwbaarheid van bestaand onderzoek.
  • heeft inzicht wanneer een meetmethode valide en betrouwbaar is.
  • heeft inzicht in verschillende manieren waarop vertekening in onderzoek kan ontstaan.
  • kan diverse sterke en zwakke punten uit een onderzoek herkennen. 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Welk begrip hoort bij deze beschrijving?

Uitkomsten zijn makkelijk in cijfers uit te drukken. Bijv. lichaamslengte of prevalentiecijfers. Vaak minder tijdrovende onderzoeksmethoden (bijv. vragenlijsten).
A
Kwalitatief onderzoek
B
Kwantitatief onderzoek

Slide 5 - Quizvraag

Kwalitatief: hier gaat het om gegevens over de beleving, ervaringen of verwachtingen van proefpersonen. Attitudes en achterliggende oorzaken doorgronden. Gaat diep op onderwerp in. Kwalitatieve methodes zijn bijv. interviews, observaties en focusgroepdiscussies. Vaak minder proefpersonen dan bij kwantitatief onderzoek. Resultaten zijn uitgebreide en gedetailleerde beschrijvingen.
Kwantitatief: uitkomsten zijn makkelijk in cijfers uit te drukken. Bijv. lichaamslengte of prevalentiecijfers. Vaak minder tijdrovende onderzoeksmethoden (bijv. vragenlijsten). Daardoor vaak meer proefpersonen dan bij kwalitatief onderzoek.
(Bakker & Van Buuren, 2019, p. 51)
Wat is een kwantitatieve onderzoeksmethode?
A
Interview
B
Focusgroepsdiscussie
C
Observatie
D
Intelligentie test

Slide 6 - Quizvraag

Veel gebruikte methoden bij kwantitatief onderzoek zijn:
- Bestaande gegevens uit medisch dossiers
- Vragenlijsten
- Bestaande tests, bijv. intelligentietest, motoriektest etc.
- Metingen van het lichaam, bijv. lichamelijk onderzoek of laboratoriumonderzoek.
- Diagnostische tests
- Etc.
Interview, focusgroepdiscussie en observatie zijn kwalitatieve onderzoeksmethoden. 
Bij kwalitatief onderzoek kun je gemiddelden berekenen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Omdat kwalitatief onderzoek over belevingen, ervaringen of verwachtingen gaat. Dit is niet in cijfers uit te drukken en hiermee kun je dus ook niet rekenen of gemiddelden uitrekenen. Resultaten zullen beschrijvend gegeven worden.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je over
ethiek (bij onderzoek),
betrouwbaarheid, validiteit?

Slide 9 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

1. Wat betekent het begrip betrouwbaarheid?
2. Wat betekent het begrip validiteit? Wat is het verschil tussen interne en externe validiteit?

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hierbij gaat erom of het resultaat van het onderzoek hetzelfde zou zijn als je het onderzoek zou herhalen. Andere woorden die gebruikt worden zijn precisie of reproduceerbaarheid.
A
Betrouwbaarheid
B
Validiteit

Slide 11 - Quizvraag

Hierbij staat de vraag centraal of het resultaat van het onderzoek hetzelfde zou zijn als je het onderzoek zou herhalen. Andere woorden zijn precisie en reproduceerbaarheid.
1. Wat betekent het begrip betrouwbaarheid?
2. Wat betekent het begrip validiteit? Wat is het verschil tussen interne en externe validiteit?

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dit ontstaat door systematische fouten bij de dataverzameling. Verschillende voorbeelden: Observer-bias, recall-bias, response-bias
A
Selectiebias
B
Informatiebias
C
Regressie

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hier is een verstorende (derde) variabele aanwezig die de relatie tussen de onafhankelijke en de afhankelijke variabele verstoord.
A
Regressie
B
effectmodificatie
C
Confounding

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een vertekening door fouten in de samenstelling van de groepen die je wilt vergelijken.
A
Selectiebias
B
Effectmodificatie
C
Confounding

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

3. Op verschillende manieren kan er vertekening in het onderzoek ontstaan. Leg uit wat er bedoeld wordt met de volgende manieren van vertekening: selectiebias, informatiebias, confounding, effectmodificatie, regressie naar het gemiddelde. 
4. Welke andere manieren van vertekening dan de bovenstaande vijf kun je nog vinden die kunnen optreden?

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op welke manier kun je betrouwbaarheid van een onderzoek vergroten?

Slide 17 - Open vraag

Vergroten van de onderzoeksgroepen/steekproef of meer metingen per proefpersoon.
(Bakker & Van Buuren, 2019, p. 63-64)

Op welke manier kun je validiteit van een onderzoek vergroten?

Slide 18 - Open vraag

Randomiseren: Mensen aselect op basis van toeval toewijzen aan een groep (interventie- of controlegroep).

Matchen: Bij elke proefpersoon uit de interventiegroep zoek je een passende controlepersoon met gelijke kenmerken waarvan van te voren bekend is dat ze de resultaten kunnen vertekenen.

Restrictie: Bepaalde personen met bepaalde kenmerken uitsluiten van het onderzoek. De verstorende factor is dan bekend en dat sluit je hiermee uit.

Stratificeren: De onderzoeksvraag voor iedere categorie van een potentieel verstorende variabele afzonderlijk onderzoeken. Bijv. je denkt dat het geslacht het verstoord, dan kijk je apart naar de resultaten voor mannen en voor vrouwen.

Blinderen: Voor onderzoeker en voor de proefpersoon is onbekend tot welke groep de proefpersoon behoord.

Statistische correctie voor confounding: Dit is een statistische correctie achteraf. Voorgaande methoden die hierboven staan beschreven zijn namelijk allemaal vooraf. Deze correctie doe je tijdens de data-analyse fase.
(Bakker & Van Buuren, 2019, p. 64)

5. Op welke manieren kun je de betrouwbaarheid van onderzoek vergroten?
6. Op welke manieren kun je de validiteit van onderzoek vergroten?

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

7. Wat is informed consent?

Slide 20 - Open vraag

Patiënten moeten altijd toestemming geven voor het verzamelen van gegevens van de patiënt. Dit gebeurt middels een informed consent. Als onderzoeker informeer je de patiënt/deelnemer eerst over het onderzoek en vervolgend geeft de patiënt/deelnemer toestemming voor het onderzoek (informed consent) door het ondertekenen van een informed-consent formulier.
Als je onderzoek wilt verrichten onder patiënten moet je vaak ook toestemming krijgen van de Medisch-Ethische Toetsingscommissie (METC). Dit is een commissie in Nederland die alle ingediende onderzoeksvoorstellen bekijken en toetst aan de ethische normen. METC’s staan onder toezicht van het Centrale Commissie Mensgeboden Onderzoek (CCMO) die de bescherming van de proefpersonen betrokken bij medisch-wetenschappelijk onderzoek waarborgt.
(Bakker & Van Buuren, 2019, p. 72-74)

Naast de betrouwbaarheid en validiteit van een onderzoek kun je kijken naar de betrouwbaarheid en validiteit van gebruikte meetinstrumenten. 
De betrouwbaarheid van een meetinstrument kan op verschillende manieren beoordeeld worden. 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8. Wat wordt er bedoeld met intrabeoordelaarsbetrouwbaarheid van een meetinstrument?
9. Wat wordt er bedoeld met interbeoordelaarsbetrouwbaarheid van een meetinstrument?
10. Wat wordt er bedoeld met de homogeniteit van een meetinstrument?

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Is een betrouwbare meting altijd valide?
A
Ja
B
Nee

Slide 23 - Quizvraag

Een betrouwbare meting is niet altijd valide; een meting kan heel nauwkeurig steeds dezelfde waarde opleveren, maar deze waarde kan wel consequent de verkeerde waarde zijn.
Is een valide meting altijd betrouwbaar?
A
Ja
B
Nee

Slide 24 - Quizvraag

Een valide meting is wel betrouwbaar. Een niet-betrouwbare meting kan namelijk nooit valide zijn. Een zeer onnauwkeurige, niet reproduceerbare meting kan nooit een juiste (valide) waarde geven.  
Let op! Een betrouwbare meting is niet altijd valide; een meting kan heel nauwkeurig steeds
dezelfde waarde opleveren, maar deze waarde kan wel consequent de verkeerde waarde
zijn. Een valide meting is wel betrouwbaar. Een niet-betrouwbare meting kan namelijk nooit
valide zijn. Een zeer onnauwkeurige, niet reproduceerbare meting kan nooit een juiste
(valide) waarde geven.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voor het meten van theoretische begrippen worden samengestelde meetinstrumenten gebruikt. Bij deze meetinstrumenten moet je naar mee aspecten kijken om iets over de validiteit van het meetinstrument te kunnen zeggen. Een voorbeeld is een onderzoek naar de attitude van ouderen tegenover lichaamsbeweging. Deze attitude kun je niet met één getal weergeven, maar je kunt hier wel een indruk van krijgen door het stellen van vragen en deze te scoren (samengesteld meetinstrument). Om iets over de validiteit van dit meetinstrument te zeggen kun je kijken naar: inhoudsvaliditeit, criteriumvaliditeit en begripsvaliditeit. 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hierbij kijk je over het meetinstrument de
verschillende aspecten van het begrip voldoende weerspiegelt.
Je gaat na of de uitkomsten van het meetinstrument overeenkomen met de uitkomsten van een extern criterium waarvan je verwacht dat deze een verband met de uitkomst van het meetinstrument vertoont.
Toepassing van het meetinstrument leidt tot resultaten die op basis van de theorie te verwachten zijn.
Inhoudsvaliditeit
Criteriumvaliditeit
Begripsvaliditeit

Slide 27 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opbouw van een wetenschappelijk artikel
  • Abstract met keywords
  • Inleiding 
  • Methode 
  • Resultaten 
  • Discussie
  • Conclusie
  • Literatuurlijst 

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht: opbouw wetenschappelijk artikel
Screen het volgende artikel: zie chat MS teams.
Zoek en markeer de volgende onderdelen:
  1. Wat was het probleem waarom dit onderzoek gedaan is (probleemstelling)?
  2. Wat was het doel van het onderzoek?
  3. Wat was de onderzoeksvraag?
  4. Hoe is de data verzameld?
  5. Wie vormden de onderzoekspopulatie?
  6. Wat was het belangrijkste resultaat?
  7. Wat was de conclusie die de onderzoekers trekken?
  8. Wat is een sterk punt van dit onderzoek?
  9. Wat is een zwak punt van dit onderzoek?

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelen
De student:
  • kan vertellen wat de structuur van een wetenschappelijk artikel is.
  • kan verschillende onderzoekdesigns opnoemen.
  • kan verschillende levels of evidence herkennen.
  • kan uitleggen wat bedoeld wordt met het begrip betrouwbaarheid en validiteit (interne validiteit en externe validiteit). 
  • heeft inzicht in validiteit en betrouwbaarheid van bestaand onderzoek.
  • heeft inzicht wanneer een meetmethode valide en betrouwbaar is.
  • heeft inzicht in verschillende manieren waarop vertekening in onderzoek kan ontstaan.
  • kan diverse sterke en zwakke punten uit een onderzoek herkennen. 

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Heb je de leerdoelen behaald?

Slide 32 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vond je deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 33 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Vooruitblik
WG online lesweek 11: Setting werk en arboverpleegkundige

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies