Unit 6 - lesson 4
1 / 23
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
What word goes with the picture?
Slide 4 - Open vraag
What word goes with the picture?
Slide 5 - Open vraag
What word goes with the picture?
Slide 6 - Open vraag
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Video
Slide 12 - Tekstslide
Voor dingen die je van plan bent gebruik je de …..
A
Future met will
B
Future met going to
Slide 13 - Quizvraag
Wanneer je een voorspellig doet waarvoor je GEEN bewijs hebt, gebruik je...
A
will (not) + hele ww
B
am/are/is + (not) going to + hele ww
C
geen future
D
past simple
Slide 14 - Quizvraag
Wanneer je een voorspellig doet waarvoor je WEL bewijs hebt, gebruik je...
A
will (not) + hele ww
B
am/are/is + (not) going to + hele ww
C
geen future
D
past simple
Slide 15 - Quizvraag
You must be hungry! I'll make you a sandwich.
Dit is een voorbeeld van:
Dit is een voorbeeld van:
A
future met 'will'
B
future met 'to be going to'
Slide 16 - Quizvraag
Donna doesn't like her new job at all. She's going to quit tomorrow.
Dit is een voorbeeld van:
Dit is een voorbeeld van:
A
future met 'will'
B
future met 'to be going to'
Slide 17 - Quizvraag
I'm meeting my friends this afternoon, we ...................... go to the cinema.
Slide 18 - Open vraag
Because of Corona I think we ............... go on holiday this year.
Slide 19 - Open vraag
If you study hard, you .......... pass the test.
Slide 20 - Open vraag
Write down 2 sentences, one with each future form (will, going to)
