Economie T3 1.1 Waar heb jij behoefte aan?

Welkom bij economie!
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij economie!

Slide 1 - Tekstslide

Waar gaat het vak
economie over?

Slide 2 - Woordweb

Wat betekent economie?
A
Geldkunde
B
Huishoudkunde
C
De wetenschap van het geld.
D
Zuinigheidkunde

Slide 3 - Quizvraag

Economie
 oikos (οἶκος) = huis 
nomos (νόμος)= letter / wet



Slide 4 - Tekstslide

1.1. waar heb jij behoefte aan?

Slide 5 - Tekstslide

Wat zijn behoeften?

Slide 6 - Open vraag

Behoeften
Alles wat je nodig hebt of graag wilt hebben. 

Primaire behoeften - noodzakelijk
secundarie behoeften - om je leven prettiger of beter te maken

Slide 7 - Tekstslide

Primaire behoeften
secundaire behoefte

Slide 8 - Sleepvraag

Verschillen tussen behoeften
Verschillen in behoefte worden bepaald door:
  • Je budget
  • Je leeftijd
  • Je geslacht
  • Je vrienden en klasgenoten
  • Het gezin waarin je opgroeit
  • Reclames die je ziet en hoort

Slide 9 - Tekstslide

Middelen
Iets wat je nodig hebt om je behoefte te bevredigen

  • Tijd
  • Geld
  • Grondstoffen

Slide 10 - Tekstslide

Schaarste
  • Middelen zijn beperkt aanwezig
  • Middelen zijn voor meerdere dingen te gebruiken. 
Keuzes maken!

Slide 11 - Tekstslide

Is schaars hetzelfde als zeldzaam?
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quizvraag

Schaarste is niet hetzelfde als zeldzaam
Schaarste
Middelen zijn beperkt aanwezig en alternatief aanwendbaar

Zeldzaam
Er is ergens weinig van

Slide 13 - Tekstslide

Welk goed is niet schaars?
A
Een tafel
B
Graan
C
Zonlicht
D
Goud

Slide 14 - Quizvraag

Vrij goed
  • Goederen die vrij beschikbaar zijn. 
  • Er hoeven geen middelen ingezet te worden.
  • Je hoeft er niet voor te betalen. 

  • Zonlicht, zeewater en wind

Slide 15 - Tekstslide

Zelfvoorziening
Zelf goederen of diensten produceren zodat je ze niet hoeft te kopen

Slide 16 - Tekstslide

Welvaart
Mate waarin je in je behoefte kan voorzien. 

Meer welvaart = meer behoeften zijn bevredigd

Slide 17 - Tekstslide

Rekenen met procenten

Slide 18 - Tekstslide

Aan de slag met:
Hoofdstuk 1.1 waar heb jij behoefte aan?
Opg. 1 t/m 13
Blz 32. opg. 1-6

Slide 19 - Tekstslide