Pretérito imperfecto

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

leerdoelen 

Aan het einde van de les weet ik hoe ik de préterito imperfecto kan vervoegen + gebruieken. 

programa: 

uitleg pretérito imperfecto 

opdracht 14 c en d maken 

werken aan huiswerk? 

pretérito imperfecto 

(onvoltooid verleden tijd).

El pretérito imperfecto wordt gebruikt: 

Om gebruikelijke of herhaalde acties in het verleden te beschrijven.

Om een situatie of een toestand uit het verleden te beschrijven.

Om een actie te beschrijven die plaatsvindt in een onbepaalde tijd.

Om een tijd of leeftijd in het verleden aan te duiden.

Wanneer gebruik je de pretérito imperfecto ?

Om gebruikelijke of herhaalde acties in het verleden te beschrijven.

Siempre compraba en la misma tienda. 

Ik ging altijd winkelen in dezelfde winkel

Mi abuela me escribía muchas cartas. 

Mijn oma schreef me vele brieven.

Wanneer gebruik je de pretérito imperfecto ?

Om een situatie of een toestand uit het verleden te beschrijven.

Estaba contenta. 

Zij was blij.

Había dos edificios aquí. 

Vroeger waren hier twee gebouwen.

Wanneer gebruik je de pretérito imperfecto ?

Om een actie te beschrijven die plaatsvindt in een onbepaalde tijd.

Hablámos por teléfono. 

We waren over de telefoon aan het praten.

Wanneer gebruik je de pretérito imperfecto ?

Om een tijd of leeftijd in het verleden aan te duiden.

Tenía 18 años. 

Zij was 18 jaar oud

Eran las ocho y media de la mañana. 

Het was 8:30 in de ochtend

Wanneer gebruik je de pretérito imperfecto ?

Om een persoon of plaatst te beschrijven.

Tenía el pelo largo y los ojos azules. 

Zij had lange haren en blauwe ogen.

Signaalwoorden 

Siempre =Altijd 

Cuando era pequeño/-a =Toen ik klein was

De niño/-a = Als kind 

Todos los martes = Elke dinsdag 

Antes= Vroeger 

Cada dia= Elke dag 

Cada semana= Elke week 

Mientras= Terwijl

normalmente=  gebruikelijk 

En esa época= in die tijden 

El pretérito imperfecto

Deberes

opdracht 

maken: opdracht 4-9-10-11 (14 C en D, als die niet klaar waren)

Leren/Lezen: voca 3.1