Nederlands fictie

Nederlands fictie
Overhoring;)
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Nederlands fictie
Overhoring;)

Slide 1 - Tekstslide

Alles wat verzonnen is noemen we non-fictie
A
waar
B
niet waar

Slide 2 - Quizvraag

Alles wat verzonnen is noemen we fictie, alles wat niet verzonnen is noemen we non-fictie
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Fictie die net echt is noemen we
A
realistisch
B
niet-realistisch

Slide 4 - Quizvraag

de flaptekst geeft informatie over het boek
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

om te voorspellen waar een boek over gaat
A
bekijk je de voorkant en lees je de titel
B
lees je een stukje van het boek
C
allebei
D
geen een van deze antwoorden

Slide 6 - Quizvraag

over wie kom je te weten hoe hij/zij eruit ziet en wat deze persoon voelt
A
hoofdpersoon
B
bijpersoon

Slide 7 - Quizvraag

over de bijpersoon krijg je minder informatie dan over de hoofdpersoon
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quizvraag

karakterontwikkeling is:
A
wanneer een personage in een verhaal verandert
B
wanneer een persoon ineens verdwijnt uit het verhaal

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een pictogram?
A
het kaartje voor in het boek
B
het tekeningetje op de rug van het boek

Slide 10 - Quizvraag