HNE Duits HAVO 2 les12: hh

• Duits
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 2

Herzlich Willkommen im Deutschunterricht!

Heute braucht ihr:

- LAPTOP

-Buch

Freitag 7. Oktober 2022

Herbst- Woche 40

Was machen wir heute?

- Zusammen: hören

- Wiederholen 

- schreiben

- kahoot

               

      

Stelling 1 

Clarissa is verbaasd omdat de kinderen bij wiskunde in groepen werken / plezier hebben.

(Nb straks moet je aangeven of het juiste antwoord "werken" of "plezier hebben" is.)
 

Stelling 1: Clarissa is verbaasd omdat de kinderen bij wiskunde in groepen werken / plezier hebben.

1. in groepen werken
2. plezier hebben

Stelling 2

Als de docente bij Duits iets voorleest, mogen de leerlingen ontspannen / slapen

Stelling 2: Als de docente bij Duits iets voorleest, mogen de leerlingen ontspannen / slapen

1. ontspannen
2. slapen

Stelling 3

De ‘Bewegte Pause’ is een tijd voor rust / sport en spel.

Stelling 3: De ‘Bewegte Pause’ is een tijd voor rust / sport en spel.

1. rust
2. sport en spel

Stelling 4

In de natuurkundeles voeren alle leerlingen 

een ander / hetzelfde experiment uit.

Stelling 4: In de natuurkundeles voeren alle leerlingen
een ander / hetzelfde experiment uit.

1. een ander
2. hetzelfde

Stelling 5

Op deze school krijgen de kinderen wel / geen huiswerk.   

Stelling 5: Op deze school krijgen de kinderen wel / geen huiswerk.

1. wel huiswerk
2. geen huiswerk

Stelling 6

Na de zelfstudie in het ‘Lernbüro’ hoeft Lena thuis 

niets meer te doen / alleen nog woordjes te leren.

Stelling 6: Na de zelfstudie in het ‘Lernbüro’ hoeft Lena thuis
niets meer te doen / alleen nog woordjes te leren.

1. niets meer te doen
2. alleen woordjes te leren

Was machen wir heute?

- Zusammen: hören

- schwache Verben (wir gehen weiter)

- ein- / der-Gruppe + Possesiv Pronomen

- Zahlen

               

      

Was möchtest du?

Selbständig:                                                        Zusammen

- haben/sein/schwache verben                 - Personal Pronomen

- Zahlen                                                                 - Haben/Sein

- WRTS /                                                                - schwache Verben

-e

-st

-en

-t

-en

-t

ich

du

er/sie/es

wir

sie/Sie

ihr

Voorbeeld:   machen  (= doen, maken)

(ik)                                                                                ich         mach e             
(hij)                                                                              du          mach st                

(hij/zij/het)                                                        er/sie/es    mach t           

(wij)                                                                              wir         mach en

(jullie)                                                                          ihr         mach t

(zij/u)                                                                      sie/Sie      mach en

Wat is de stam van 'verstehen'?

Wat is de stam van 'kochen'?

Wat is de goede vervoeging van:
ik speel

1. ich spielen
2. ich spielst
3. ich spiele
4. ich spielle

Wat is de goede vervoeging van:
hij kookt

1. er kocht
2. er kochst
3. er kochen
4. es kocht

3. Wat is de vervoeging van:
jij woont (wohnen)

Hoe zat het ook alweer met werkwoorden waar de stam van eindigt op een sis-klank?

1. dan komt er een extra t bij de du-vorm
2. dan vervalt de "s" bij de du-vorm
3. dan komt er een extra s bij de du-vorm
4. dan vervalt de "t" bij de du-vorm

Welk werkwoord heeft geen sis-klank als laatste letter van de stam

1. fixen
2. sitzen
3. lösen
4. schweigen

Welke vorm klopt niet?

1. du lachst
2. du weißt
3. du sitzst
4. du hast

der Gruppe / ein Gruppe

Welk van onderstaande is een bepaald lidwoord

1. ein
2. kein
3. der
4. wer

Welk van onderstaande is een bepaald lidwoord

1. ein
2. kein
3. der
4. wer

Het bezittelijke voornaamwoord:

- geeft een bezit aan (mijn boek)

- staat vóór een zelfstandig naamwoord

   (mein Buch)

Voorbeelden bezittelijk voornaamwoord:

- Ik eet mijn banaan. / Ich esse meine Banane.

- Dat is jouw huis.     /  Das ist dein Haus.

- Waar is zijn fiets?   /  Wo ist sein Fahrrad?

Bezittelijke voornaamwoorden

Wanneer krijg je achter het bezittelijk voornaamwoord een extra E ?

1. mannelijk
2. vrouwelijk
3. onzijdig
4. meervoud

M	V	O	MV
ein	eine	ein	keine

Sein.. Vater (m) ist krank

1. sein
2. seine

M	V	O	MV
ein	eine	ein	keine

Ihr.. Oma (v) hat Blumen gekauft

1. Ihr
2. Ihre

M	V	O	MV
ein	eine	ein	keine

Euer- Schule ist wegen Corona geschlossen.

1. Eure
2. Euer

onze ... Lehrerin (v)

1. unser
2. unsere

mijn ... Bruder.

1. mein
2. meine

Was ist (jouw) Name (m)?

1. sein
2. mein
3. dein
4. Ihr

(Jullie) Auto (o) ist sehr schön.

1. Unser
2. Eure
3. Unsere
4. Euer

Das sind (onze) Eltern (mv).
vertaal "onze"

Aufgabe: schreiben

Schrijf een email aan de docent. Gebruik de Redemittel op S. 51 en of oefening 7 op S. 47.

1. Vertel wie je bent

2. Hoe oud je bent

3. Waar je woont

4. Wat de samenstelling is van je gezin.

5. Wat je hobby's zijn 

6. Wanneer je jarig bent (rangtelwoorden!)

Aanhef: 
Sehr geehrte Frau Ootes

Liebe Frau Ootes 

Afsluiting: 
Tschüs, Liebe Grüße 

Planning tot de toets h2a:

do 13-10 laatste les voor toets

do 20-10 leertoets

vrij 21-10 luistertoets

Volgende les:
wat wil je nog herhaald hebben / oefenen etc?