Crisissituaties vallen

Begeleiden bij ADL, crisissituaties: valincidenten
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Begeleiden bij ADL, crisissituaties: valincidenten

Slide 1 - Tekstslide

De ABCDE-methode wordt door zorgverleners toegepast om de toestand van een zorgvrager in te schatten en daarmee de urgentie van de hulpverlening te bepalen. Welk woord hoort bij: is de luchtweg vrij?
A
Airway
B
Circulation
C
Breathing
D
Disability

Slide 2 - Quizvraag

De ABCDE-methode wordt door zorgverleners toegepast om de toestand van een zorgvrager in te schatten en daarmee de urgentie van de hulpverlening te bepalen. Welk woord hoort bij: wat is de kleur van de huid, bleek, grauw, blauwe of roze?
A
Airway
B
Circulation
C
Breathing
D
Disability

Slide 3 - Quizvraag

Wat doe je wanneer de zorgvrager in een acute crisissituatie benauwd of kortademig is?
A
Je legt de zorgvrager in een stabiele zijligging.
B
Je brengt de zorgvrager in een halfzittende houding.
C
Je geeft de zorgvrager extra medicatie.
D
Je geeft de zorgvrager iets te drinken.

Slide 4 - Quizvraag

In een somatische crisissituatie controleer je als eerste het bewustzijn van de zorgvrager.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Je legt de zorgvrager in een stabiele zijligging om te voorkomen dat zijn bloeddruk daalt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Lesdoelen
  • Je legt uit wat een valincident is.
  •  Je benoemt wat de (intrinsieke en extrinsieke) risicofactoren van een valincident zijn:
    □ beschrijven wat je verstaat onder orthostatische hypotensie.
    □ benoemen wat de oorzaken, risicogroepen en symptomen van orthostatische hypotensie zijn
    □ uitleggen wat de taken van een verzorgende zijn bij orthostatische hypotensie
    □ uitleggen hoe medicatie het valrisico kan verhogen en om welke medicatie het gaat.
  • Je legt uit wat de gevolgen van een valincident kunnen zijn voor een zorgdrager.
  • Je legt uit welke acties je als verzorgende/begeleider kunt nemen om de kans op valincidenten te verkleinen

Slide 7 - Tekstslide

Wat zijn risicofactoren voor valincidenten?

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Video

Risicofactoren voor valincidenten (1)
Persoonsgebonden factoren (intrinsieke factoren):
  • Minder spierkracht;
  • Stoornissen in het zicht;
  • Problemen met het gehoor;
  • Cognitieve stoornissen;

  • Bij bepaalde ziektes is er een grote kans opvallen.
  • Iemand die verward is. 
  • Medicijngebruik kan de kans om te vallen verhogen. 

Slide 10 - Tekstslide

Risicofactoren voor valincidenten (2)
Omgeving gerelateerde factoren (extrinsieke factoren)

Slide 11 - Tekstslide

Orthostatische hypotensie 

Slide 12 - Tekstslide

Bingo
  • Door het klaslokaal liggen de opdrachten.
  • Je speelt deze bingo samen met een medestudent.
  • Het groepje wat als eerste de gehele kaart vol heeft roept BINGO!!! 

Slide 13 - Tekstslide

E-learning
Je mag kiezen welke e-learning over valincidenten je gaat maken:
- E-learning valpreventie;
- E-learning na de val.

De e-learnings kan je vinden in de groepsmap.

Volgende week neem je naar de les mee het bewijs mee dat je de e-learning gemaakt hebt. 

Slide 14 - Tekstslide

Lesdoelen behaald???
Je legt uit wat een valincident is.
 Je benoemt wat de (intrinsieke en extrinsieke) risicofactoren van een valincident zijn:
□ beschrijven wat je verstaat onder orthostatische hypotensie.
□ benoemen wat de oorzaken, risicogroepen en symptomen van orthostatische hypotensie zijn
□ uitleggen wat de taken van een verzorgende zijn bij orthostatische hypotensie
□ uitleggen hoe medicatie het valrisico kan verhogen en om welke medicatie het gaat.
Je legt uit wat de gevolgen van een valincident kunnen zijn voor een zorgdrager.
Je legt uit welke acties je als verzorgende/begeleider kunt nemen om de kans op valincidenten te verkleinen

Slide 15 - Tekstslide