Powercollege 17_ Box 3 Belasting over vermogen

Powercollege 17 Box 3 belasting over vermogen
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Powercollege 17 Box 3 belasting over vermogen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je weet welk inkomen via box 3 wordt belast. 
  •  Je weet wat een fictief rendement is.
  • Je weet wat heffingsvrij vermogen is.
  • Je weet wat heffingskorting is en hoe je de totale inkomstenbelasting die je hebt moet uitrekenen. 

Slide 2 - Tekstslide

Boxen
  • Er wordt onderscheidt gemaakt tussen verschillende soorten inkomens, deze zijn onderverdeeld in 3 boxen.
  • BOX 1: belasting over inkomen uit werk en eigen woning
  • BOX 2: belasting over aanmerkelijk belang, (hoef je niet te kennen)
  • BOX 3: belasting over inkomen uit vermogen

Slide 3 - Tekstslide

Loonheffing
  • Dit is loonbelasting en premies voor volksverzekeringen en werknemersverzekeringen.
  • Deze belasting word elke maand van je (bruto)salaris afgehaald.

Slide 4 - Tekstslide

Jamies brutoloon is € 945,66.
De loonheffing is € 201,46.
Bereken Jamies nettoloon. (vergeet euroteken niet en rond goed af)

Slide 5 - Open vraag

Waar bestaat de loonheffing uit?
A
nettoloon en loonbelasting
B
loonbelasting en sociale premies werkgever
C
sociale premies werkgever en sociale premies werknemer
D
loonbelasting en sociale premies werknemer

Slide 6 - Quizvraag

Welke van de volgende zijn ALLEEN maar aftrekposten?

A
reiskosten en hypotheekrente
B
hypotheekrente en een auto van de zaak
C
loon en eigenwoningforfait
D
studiekosten en eigenwoningforfait

Slide 7 - Quizvraag

Box 3 vermogensrendement

Slide 8 - Tekstslide

Vermogensrendementsheffing / box 3

  • Dit is belasting over bezittingen zoals spaargeld en tweede huis.
  • De overheid bepaalt hoeveel geld je verdient met het verkregen spaargeld en hierover betaalt je een percentage belasting. Dit heet Fictief rendement.
  • Bij de eerste €57.000 (vanaf 2023) spaargeld betaal je geen belasting. Dit heet heffingsvrij vermogen.

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeldvraag 1 
  • Je hebt €74.000 euro spaargeld. Het heffingsvrij vermogen is in 2021 €50.000 . Het fictief rendement is 1,9%. Het belastingpercentage is 31%. Wat is de belasting die je betaalt in box 3. Dus de belasting over je vermogen?
  • Belastbaar vermogen: 74.000 – 50.000= €24.000,00 
  • Fictief rendement in euro’s: 24.000 : 100 x 1,9%= €456,00
  • De belasting in box 3 is: 456 : 100 x 31%= €141,36
  • Dus je betaalt €141,36 belasting over een vermogen van €74.000

Slide 10 - Tekstslide

 Belasting berekenen in box 3
  • Je hebt spaargeld ter waarde van €61.000.
  • Daarvan blijft het volgende bedrag over dat wordt belast
  • 61.000 - 50.000= €11.000
  • De belastingdienst gaat er vanuit dat je met €11.000  1,9% winst weet te behalen door bijvoorbeeld dat geld te investeren.
  • Volgens de belastingdienst verdien je €209 (1,9% van 11.000) met jouw €11.000 belastbaar inkomen.
  • Over dat bedachte inkomen betaal je 31% belasting (verschilt per vraag)
  • Dus je betaalt €64,79 aan belasting in box 3
  • In deze uitleg zijn de tarieven van 2021 gebruikt. Die in het boek zijn anders.

Slide 11 - Tekstslide

Verschuldigde inkomstenbelasting
  • Nadat je hebt uitgerekend hoeveel inkomstenbelasting je hebt betaalt bij box 1 & box 3 kun je uitrekenen wat de totale inkomstenbelasting is. 
  • Hiervoor gebruik je de volgende formule:
  • Belasting box 1 + belasting box 3 - heffingskortingen
  • Heffingskorting is de korting die je krijgt op de belasting die je moet betalen. 

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeldvraag 2 
  • Je moet 8.000 euro betalen aan inkomstenbelasting via box 1 en 30.000 euro via box 3. Je krijgt een heffingskorting van 2.837 en ook nog eens arbeidskorting van 3.500. Hoeveel euro aan inkomstenbelasting betaal je nu eigenlijk. 
  • Formule: Belasting box 1 + belasting box 3 - heffingskortingen
  • 8.000 + 30.000 - 2.837 - 3.500= €31.663,00

Slide 13 - Tekstslide

Opgaven nakijken 

Slide 14 - Tekstslide

Vraag 27
Jan en Jo hebben samen €31.500,00 spaargeld en €34.640,00 aan beleggingen. Voor hen samen is het heffingsvrij vermogen €50.000,00. Bereken de belasting in box 3 voor Jan en Jo.
  • Totaal vermogen: 31.500,00 + 34.640,00= €66.140,00
  • Belast vermogen: €66.140,00 - €50.000= €16.140,00
  • Fictief rendement 16.140 : 100 x 2,6%= €419,64
  • Belasting 419,64 x 0,30= €125,89

Slide 15 - Tekstslide

Vraag 28a
Jasper heeft berekend dat in box 1 zijn belasting €11.451,00 is. In box 3 is dat €47,00. Hij heeft recht op algemene heffingskorting en op arbeidskorting. 
Hoeveel is de totale heffingskorting voor Jasper. 
  • €1.996 + €2.097= €4.093,00

Slide 16 - Tekstslide

Vraag 28b
Jasper heeft berekend dat in box 1 zijn belasting €11.451,00 is. In box 3 is dat €47,00. Hij heeft recht op algemene heffingskorting en op arbeidskorting. Bereken het bedrag dat Jasper aan inkomstenbelasting verschuldigd is. 
  • Belasting zonder heffingskorting: 11.451 + 47= €11.498,00 
  • Belasting met heffingskorting: €11.498 - 4.093= €7.405,00

Slide 17 - Tekstslide

Vraag 32a
Wat kan een reden zijn dat Arno in box 3 geen belasting betaalt?
  • Hij heeft minder geld dan hij belastingvrij mag hebben. 


Slide 18 - Tekstslide

Vraag 32b
Arno heeft zijn belasting in box 1 berekend op €8.589,00. In box 3 betaalt hij geen belasting. Hij heeft in totaal recht op €3.561,00 aan heffingskorting. Op zijn loon is €5.231,00 loonheffing ingehouden
Welk bedrag is Arno uiteindelijk aan inkomstenbelasting verschuldigd?
  • Uiteindelijk te betalen inkomstenbelasting: 8.589,00 - 3.561,00= €5.028,00

Slide 19 - Tekstslide

Vraag 32c
Arno heeft zijn belasting in box 1 berekend op €8.589,00. In box 3 betaalt hij geen belasting. Hij heeft in totaal recht op €3.561,00 aan heffingskorting. Op zijn loon is €5.231,00 loonheffing ingehouden. 
Moet Arno belasting bijbetalen of krijgt hij terug? Bereken het bedrag. 
  • Volgens het antwoord van vraag 32b moet hij €5.028 betalen. 
  • Hij heeft alleen €5231,00 betaalt
  • Hij heeft dus €5.231,00 - €5.028,00= €203,00 teveel betaalt. 

Slide 20 - Tekstslide