Proefwerk Thema 1 T

Organen en Cellen
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Organen en Cellen

Slide 1 - Tekstslide

De lengte van de wortel is een levenskenmerk van een herderstasje.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 2 - Quizvraag

De soort herderstasje heeft een levenscyclus.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Een orgaanstelsel is een groep cellen met dezelfde bouw en dezelfde functie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag

In afbeelding 2 is één type weefsel getekend.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

De cellen van een plant bevatten geen chromosomen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Een van de verschijnselen die levende organismen vertonen, is stofwisseling.
Wat is een voorbeeld van stofwisseling?
A
Ademhalen.
B
Bewegen.
C
Groeien.
D
Voortplanten.

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een verschil tussen een individu en een soort?
A
Een individu heeft een levenscyclus, een soort niet.
B
Een soort plant zich voort, een individu niet.
C
Het leven van een individu eindigt met de dood, een soort blijft bestaan.

Slide 8 - Quizvraag

In de afbeeldling is een plantaardige cel met celwand schematisch getekend. Enkele
delen zijn genummerd.
Welk deel vormt de buitenste laag van de celkern?
A
Deel 1
B
Deel 2
C
Deel 4
D
Deel 5

Slide 9 - Quizvraag

In afbeelding 4 staan drie tekeningen van een stukje weefsel, bekeken door een
microscoop.
Welke tekening geeft beenweefsel weer?
A
Tekening 1
B
Tekening 2
C
Tekening 3

Slide 10 - Quizvraag

In afbeelding 5 is een doorsnede van de romp van een mens schematisch
getekend.
Welk orgaan is aangegeven met P?
A
Dunne darm
B
Lever
C
Long
D
Hart

Slide 11 - Quizvraag

In afbeelding 6 is schematisch de romp van een man weergegeven. Vier gebieden
in de romp zijn met letters aangegeven.

Welke letter geeft het gebied in de romp aan waarin de nieren zich bevinden?
A
P
B
Q
C
R
D
S

Slide 12 - Quizvraag

Als een deel van een groeiende aardappel boven de grond uitkomt, kleurt dit deel groen.
Welke verandering in de korrels is hiervan de oorzaak?
A
Bladgroenkorrels zijn overgegaan in zetmeelkorrels.
B
Kleurstofkorrels zijn overgegaan in bladgroenkorrels.
C
Kleurstofkorrels zijn overgegaan in zetmeelkorrels.
D
Zetmeelkorrels zijn overgegaan in bladgroenkorrels.

Slide 13 - Quizvraag

In afbeelding 7 is een pantoffeldiertje getekend. Een pantoffeldiertje is een eencellig organisme dat op grond van de bouw van de cel tot de dieren wordt gerekend.
Vijf delen zijn:
1 bladgroenkorrel;
2 celkern;
3 celmembraan;
4 cytoplasma;
5 celwand.
Welke van de genoemde delen komen voor bij een pantoffeldiertje?
A
Delen 2 en 3
B
Delen 2 en 4
C
Delen 1, 2 en 4
D
Delen 2, 3 en 4

Slide 14 - Quizvraag

In welke volgorde komen deze stadia voor?
A
2 – 3 – 1 – 5 – 4.
B
4 – 5 – 2 – 1 – 3.
C
4 – 5 – 2 – 3 – 1.
D
5 – 4 – 3 – 2 – 1.

Slide 15 - Quizvraag

Een vliegenzwam is een paddenstoel. Paddenstoelen lijken op planten, maar zijn het niet. De cellen van paddenstoelen hebben wel celwanden, maar geen bladgroenkorrels.

Waar in een cel van een vliegenzwam liggen de chromosomen?
A
Alleen in de celkern.
B
Alleen in het cytoplasma.
C
Zowel in de celkern als in het cytoplasma.

Slide 16 - Quizvraag

In een klas wordt een filmpje over een gewone celdeling vertoond. In een
bepaalde cel liggen de chromosomen bij elkaar. Even later is te zien dat de
chromosomen in die cel in twee groepjes liggen.
Wat is er ondertussen in die cel gebeurd?
A
De chromosomen zijn korter en dikker geworden.
B
De chromosomen zijn langer en dunner geworden.
C
De twee DNA-ketens van elk chromosoom zijn uit elkaar gegaan.
D
Elk chromosoom heeft een tweede DNA-keten erbij gevormd.

Slide 17 - Quizvraag

In afbeelding 9 is een dwarsdoorsnede van de romp van de mens schematisch getekend.

Wat kun je aan de hand van deze afbeelding zeggen over de positie van het hart?
A
Het hart ligt in het midden en de voorkant van het hart wijst naar links.
B
Het hart ligt in het midden en de voorkant van het hart wijst naar rechts.
C
Het hart ligt links in het lichaam.
D
Het hart ligt rechts in het lichaam.

Slide 18 - Quizvraag