Lezen les 4

Lezen
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Lezen

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Stillezen
  • Met elkaar nadenken over betrouwbaarheid, satire en kleur van teksten
  • Verder werken aan de leesautobiografie

Slide 2 - Tekstslide

Graphic novels
  • Beeldroman 
  • Verschil met stripverhalen: vaak ingewikkeldere verhaallijnen, maatschappelijke, volwassen thema's
  • Heartstopper
  • Barbara Stok
  • Dick Matena

Slide 3 - Tekstslide

Lezen
  • Pak je leesboek (of kies een boek uit de Blinkotheek).
  • We lezen 15 minuten in stilte.

Slide 4 - Tekstslide

Lezen 5 (toets 10/11)
Kennen:
- leesmanieren, tekstgeraamte, leesstrategieën, feiten en meningen, signaalwoorden
Kunnen:
- Satire herkennen, tekstdoel vaststellen en nepnieuws herkennen
- Onderwerp van een tekst + hoofdgedachte herkennen en benoemen
- Informatie uit een tekst halen en weergeven
- Betrouwbaarheid van een tekst vaststellen en benoemen
- Het nut van het voeren van gesprekken over teksten beschrijven 




Slide 5 - Tekstslide

Betrouwbaarheid 

Slide 6 - Tekstslide

Waar kun je op letten als je de
betrouwbaarheid van een bron
wilt vaststellen?

Slide 7 - Woordweb

Opdracht
Bekijk de twee teksten in tweetallen en bespreek:
Wat kun je vertellen over de betrouwbaarheid van deze teksten?

Slide 8 - Tekstslide

Per groepje:
Wat kun je vertellen over de betrouwbaarheid
van de twee teksten?

Slide 9 - Open vraag

Betrouwbaarheid vaststellen

Slide 10 - Tekstslide

1) Vindplaats bronnen
Sommige bronnen zijn betrouwbaarder dan andere. Wie een kwaliteitskrant als de Volkskrant, NRC of Trouw leest of naar het NOS-journaal of RTL-journaal kijkt, kan er vanuit gaan dat de informatie klopt  ->  voordat het nieuws de wereld ingaat, wordt het door journalisten gecontroleerd.

Slide 11 - Tekstslide

2) Belang van de auteur
Bij de beoordeling van een tekst kan het verstandig zijn te kijken naar het belang van de auteur. Dit kan een politiek belang zijn, maar ook een commercieel belang. Staat hij relatief neutraal ten opzichte van het onderwerp waarover hij bericht of heeft hij er juist belang bij iets in een positief of negatief daglicht te zetten?

->  bij twijfel: google de naam van de auteur of bekijk zijn profiel op LinkedIn

Slide 12 - Tekstslide

3) Deskundigheid van de auteur
Ook de deskundigheid van de auteur of van mensen die in het artikel worden genoemd kan ter discussie staan. Deskundigheid krijg je door  je opleiding, je werkervaring of door dingen die je hebt meegemaakt  ->  dat een bekende Nederlander iets zegt op tv, betekent niet automatisch dat hij of zij er ook verstand van heeft.

Slide 13 - Tekstslide

4) Actualiteit
Het is ook goed om de actualiteit van de informatie onder de loep te nemen: soms kan informatie achterhaald zijn door de tijd   ->  en artikel over ongezonde of gezonde voeding van tien jaar geleden bevat andere informatie dan een artikel dat korter geleden verschenen is.

Slide 14 - Tekstslide

Kleur van teksten

Slide 15 - Tekstslide

Kleur van teksten
Informatieve teksten zoals artikelen en nieuwsberichten horen objectief te zijn. De schrijver baseert zich op feiten die hij moet kunnen bewijzen. Hij wil ook dat de lezer het idee heeft dat de tekst objectief is en inhoudelijk juist is.


Toch zijn artikelen in kranten, tijdschriften en op internet niet altijd 100% objectief. Veel artikelen hebben een kleur: ze geven toch de mening van de schrijver of de krant weer. 

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht
Bekijk het voorbeeld op de volgende dia en bepaal voor jezelf:
Welke woorden geven kleur aan de tekst?

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Seintjes en signalen
Een schrijver heeft meestal zelf ook een mening over het onderwerp waarover hij schrijft, hij ‘vindt er iets van’ en geeft onbewust kleur aan zijn tekst. Als hij bijvoorbeeld een woordje als mooi, onverwacht of jammer gebruikt, zegt dat eigenlijk iets over zijn mening. 

Onbewust kleur geven is meestal vrij onschuldig en maakt dat een artikel aantrekkelijker is om te lezen. 

Slide 19 - Tekstslide

Seintjes en signalen
Een schrijver kan ook op een bewuste manier kleur geven aan een tekst. Dat kan hij doen om verschillende redenen:
  • De aandacht trekken
  • Politieke voorkeur kenbaar maken
  • Lezer beïnvloeden/overtuigen
  • Propaganda 
Propaganda is het maken van reclame voor bepaalde denkbeelden (dus niet voor producten), bijvoorbeeld voor een politieke partij. Dit gebeurt vooral in landen of situaties waar geen democratie is.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Propaganda of satire
Satire is de spot drijven met personen, normen en waarden of tradities. Zo wordt op humoristische wijze maatschappijkritiek geleverd. Satire heeft geen schadelijke bedoelingen.

Propaganda een vorm van nepnieuws is -> er worden bewust berichten gedeeld (of informatie achtergehouden) om mensen te beïnvloeden.

Slide 22 - Tekstslide

De avondshow
Voorbeeld van satirisch programma waarin propaganda en nepnieuws aan de orde komen.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Lezen 5 (toets 10/11)
Kennen:
- leesmanieren, tekstgeraamte, leesstrategieën, feiten en meningen, signaalwoorden
Kunnen:
- Satire herkennen, tekstdoel vaststellen en nepnieuws herkennen
- Onderwerp van een tekst + hoofdgedachte herkennen en benoemen
- Informatie uit een tekst halen en weergeven
- Betrouwbaarheid van een tekst vaststellen en benoemen
- Het nut van het voeren van gesprekken over teksten beschrijven 




Slide 25 - Tekstslide

leesautobiografie
voorbeeld

Slide 26 - Tekstslide