In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat is de functie van de pupilreflex?
A
De hoeveelheid lichtregelen die op het netvlies valt.
B
Ervoor zorgen dat er steeds een scherp beeld op het netvlies staat.
Slide 2 - Quizvraag
Iemand zit in een kamer die bijna niet verlicht is. Welke zintuigcellen werken er onder deze omstandigheden?
A
de kegeltjes
B
de staafjes
C
zowel de kegeltjes als de staafjes
Slide 3 - Quizvraag
Welke spieren trekken samen bij het kleiner maken van de pupil?
A
Kringspieren
B
Straalsgewijs lopende spieren
Slide 4 - Quizvraag
Waar begint de reflexboog van de pupilreflex?
A
In de iris.
B
In het netvlies.
Slide 5 - Quizvraag
Benoem de verschillende onderdelen van het netvlies.
uitloper zenuwcel
staafje
kegeltje
zenuwcel
blinde vlek
oogzenuw
gele vlek
Slide 6 - Sleepvraag
Staafjes
Kegeltjes
waarnemen van kleuren
waarnemen licht-donker
vooral in gele vlek
vooral aan randen netvlies
lage drempelwaarde
hoge drempelwaarde
geschikt voor scherp zien
niet zo geschikt voor scherp zien
Slide 7 - Sleepvraag
De ziekte van Alzheimer is een vorm van ouderdomsdementie. Amerikaanse onderzoekers hebben onlangs een test beschreven waarmee de ziekte van Alzheimer kan worden vastgesteld. Ze druppelen tropicamide in een oog van de te onderzoeken persoon. Bij Alzheimerpatiënten leidt dit tot een aanzienlijk grotere verwijding van de pupil dan bij andere mensen. Tropicamide wordt gewoonlijk toegepast door oogartsen die via de pupil het netvlies willen bekijken.
De wijdte van de pupil wordt geregeld via de pupilreflex. Waardoor wordt de pupil verwijd?
A
door het samentrekken van de kringspier in de iris
B
door het samentrekken van de kringspier in het straalvormig lichaam
C
door het samentrekken van de straalsgewijs verlopende spier in de iris
Slide 8 - Quizvraag
Welke prikkel leidt onder normale omstandigheden tot het verwijden van de pupil?
A
een onscherp beeld in de iris
B
een onscherp beeld op het netvlies
C
te weinig licht op de iris
D
te weinig licht op het netvlies
Slide 9 - Quizvraag
A
Alleen 1
B
Zowel 1 als 2
C
Zowel 1 als 3
D
Bewering 1, 2 en 3,
Slide 10 - Quizvraag
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 11 - Quizvraag
Welke prikkel leidt onder normale omstandigheden tot het verwijden van de pupil?
A
Een onscherp beeld in de iris
B
Een onscherp beeld op het netvlies
C
Te weinig licht op de iris
D
Te weinig licht op het netvlies
Slide 12 - Quizvraag
A
Op de gele vlek valt waar alleen kegeltjes voorkomen
B
Op de gele vlek valt waar alleen staafjes voorkomen
C
Naast de gele vlek valt op een plaats waar alleen kegeltjes voorkomen
D
Naast de gele vlek valt waar alleen staafjes voorkomen
Slide 13 - Quizvraag
Slide 14 - Tekstslide
Leerdoelen BS3
Je kunt toelichten wat gedrag is en hoe gedrag is ingedeeld.
Je kunt omschrijven wat ethologie inhoudt.
Je kunt omschrijven hoe je gedrag kunt bestuderen.
Slide 15 - Tekstslide
Wat is gedrag?
Alles wat een dier (of mens) doet en de manier waarop het dier dat doet.
Studie van gedrag = ethologie
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Video
Wat denk jij dat de Kapucijnaapjes gaan doen?
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 19 - Quizvraag
Slide 20 - Tekstslide
Adequaat gedrag
Gedrag = alle waarneembare handelingen van een dier of mens
Gedrag is gericht op het handhaven of verbeteren van de fysiologische toestand of omgevingssituatie
Adequaat gedrag = gedrag dat de fitness van een dier vergroot
Slide 21 - Tekstslide
Organisatie en vormen van gedrag
Gedragssystemen
Groep samenhangende handelingen met een gemeenschappelijk doel, bijvoorbeeld voedsel zoeken of voortplanten
Vaak in een vaste volgorde= gedragsketen
Kijk naar biobits: Functie en gedrag en schrijf alle verschillende gedragssystemen op die je ziet.
Slide 22 - Tekstslide
0
Slide 23 - Video
Slide 24 - Tekstslide
mond open doen
in tube knijpen
borstel naar mond bewegen
kraan aan doen
tanden-borstel pakken
tandpasta- tube pakken
mond spoelen met water
borstel heen en weer bewegen
kraan uit doen
Slide 25 - Sleepvraag
Ethologie
Ethologie = studie van het gedrag van dieren
Alles objectief bekijken = alleen waarneembare feiten beschrijven
Geen menselijke eigenschappen toekennen (antropomorfismen)
Slide 26 - Tekstslide
Gedrag is/zijn de waarneembare handelingen van een dier
We proberen gedrag te
kwalificeren (wat doet een dier) -ethogram
kwantificeren (hoe vaak doet een dier iets) - protocol
• Gedrag moet objectief beschreven worden (zonder persoonlijk
waardeoordeel)
Slide 27 - Tekstslide
Gedrag is/zijn de waarneembare handelingen van een dier/mens
We proberen gedrag te
kwalificeren (wat doet een dier) -ethogram
kwantificeren (hoe vaak doet een dier iets) - protocol
• Gedrag moet objectief beschreven worden (zonder persoonlijk
waardeoordeel)
Vermenselijking van gedrag (lief, dom, slim, schattig, lekker vinden etc.) noemen we antropomorfismen
Slide 28 - Tekstslide
Baltsgedrag (voortplantingsgedrag)
Het gedrag waarmee een mannetje en vrouwtje elkaar lokken, heet baltsgedrag.
Honden besnuffelen elkaar en sommige vogels voeren samen een 'dans' uit.
Door de balts laten dieren elkaar weten dat ze geschikte partners zijn. Het baltsgedrag vergroot de bereidheid tot paren.
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Video
Slide 31 - Video
Slide 32 - Video
Geluiden, geuren en kleuren kunnen prikkels zijn die bij dieren leiden tot bepaald gedrag. Welke van deze prikkels kunnen een rol spelen bij het voortplantingsgedrag van dieren?
A
Alleen geluiden en geuren
B
Alleen geluiden en kleuren
C
Alleen geuren en kleuren
D
Zowel geluiden als geuren en kleuren
Slide 33 - Quizvraag
Wat is de inwendige prikkel voor baltsgedrag?
Slide 34 - Open vraag
Spreeuwenjongen die pas uit het ei gekomen zijn, hebben hun ogen nog dicht. Wanneer een ouder op het nest landt, sperren ze onmiddellijk hun bek open. Wat is de uitwendige prikkel voor dit gedrag van de spreeuwenjongen?
A
Honger
B
Het bewegen van het nest
C
Het ruiken van een worm
D
Het zien van hun ouder
Slide 35 - Quizvraag
In februari nemen mannetjes-aalscholvers bij het zien van vrouwtjes bepaalde houdingen aan. Hoe wordt het gedrag in de afbeelding genoemd?
Slide 36 - Open vraag
Is dit een juist beschreven observatie? De hond kijkt angstig.
A
juist
B
onjuist
Slide 37 - Quizvraag
Is dit een juist beschreven observatie? De apen kussen elkaar, omdat ze elkaar graag mogen.
A
juist
B
onjuist
Slide 38 - Quizvraag
Wat is GEEN gedrag.
A
Leerling slaapt in de les.
B
Een vleesetende plant vangt een vlieg
C
Hond rolt in het gras.
D
Vogel zit stil op een tak.
Slide 39 - Quizvraag
Hoe wordt tabel 2 genoemd?
Slide 40 - Open vraag
verwerken
32 t/m 41
Hw: lezen bs4
timer
5:00
Slide 41 - Tekstslide
Prikkels
de meeste handelingen zijn reacties op prikkels dit noem je een respons.