H3 3.5 Woorden (les 1 ma)

woorden 3.5
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

woorden 3.5

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
  • Lesdoel
  • Korte activiteit
  • Terugblik
  • Zelfstandig met de lesstof aan de gang gaan - in stilte werken 
  • Instructie - in stilte werken 
  • Exitticket
  • Afsluiten (reflectie en feedback)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel:
Aan het einde van deze les:
  • Je leert 30 nieuwe woorden;
  • Je leert over woordvorming;



  • heb je geoefend met de betekenis van de 30 nieuwe woorden;
  • heb je geoefend met het (herkennen en toepassen van) vormen van woorden

Blauw = kennen = kennis = leren
Oranje = kunnen = met de kennis de vaardigheid oefenen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woorden gebruiken bij de opdrachten
  • Gebruik zo veel mogelijk de woorden uit de woordenlijst.
  • Door woorden te gebruiken, kun je ze beter onthouden. 

Tekst 1 over Malala komt uit 2014. Volgende slide filmpje van de uitreiking van de Freedom Award in Middelburg door BLØF.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Woordvorming

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woordvorming

Als je de betekenis van een woord wilt weten, kun je kijken naar de context waarin het woord wordt gebruikt, of je zoekt het op in een woordenboek.
Bij bepaalde woorden kun je ook kijken naar de woordvorming, de manier waarop het woord uit een grondwoord is gevormd. Dit kan op twee manieren:
• Samenstelling: losse woorden zijn aan elkaar geplakt.
• Afleiding: er is een voor- of achtervoegsel aan het grondwoord toegevoegd.

Ook al ken je een woord niet en staat het niet in het woordenboek: als je weet via welke regels woorden worden gevormd, kun je daar vaak de betekenis uit afleiden.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woordvorming

Vorming van werkwoorden
Werkwoorden kunnen op veel manieren worden gevormd. Ze kunnen worden afgeleid van een zelfstandig naamwoord, een bijvoeglijk naamwoord of van een al bestaand werkwoord. Door voor- en achtervoegsels toe te voegen maak je er een nieuw werkwoord van met een nieuwe betekenis.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenstelling
Een woord dat bestaat uit twee of meer (zelfstandig naam) woorden, heet een samenstelling.
Bijvoorbeeld: 
voetbalwedstrijd
is een samenstelling van?

Slide 9 - Tekstslide

Voetbalwedstrijd bestaat uit voetbal en wedstrijd, maar voetbal bestaat weer uit voet en bal. Deze samenstelling bestaat dus uit 3 woorden!
Uit welke woorden bestaat het woord
tuingereedschap?
A
Tuin / gereed / schap
B
Tuingereed / schap
C
Tuin / gereedschap

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Afleiding
Een afleiding is een woord met een voor- en/of achtervoegsel.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord heeft een voorvoegsel?
A
geklets
B
gezwam
C
oeverloos
D
misverstand

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Woorden 1.5 voor- en achtervoegsels
Voorvoegsels kun je voor een woord plakken. Achtervoegsels plak je achter een woord. Voor- en achtervoegsels zijn zelf geen losse woorden. Ze kunnen dus niet zelfstandig voorkomen.
Losse woorden in hun allerkortste vorm noem je grondwoorden.

Voor- en achtervoegsels geven een andere betekenis aan het woord.
Bijvoorbeeld een tegenstelling: on-aardig, in-actief, a-sociaal, humor-loos.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden van voorvoegsels en achtervoegsels woorden 1.5

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke voor- en achtervoegsels herken je in de volgende woorden:

onthaasten, misleiden, doelloos, voedzaam, herbruikbaar

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Afleiding

Een afleiding is een woord met een voor- of achtervoegsel.


Bijvoorbeeld:

  • miscommunicatie
  • bodemloos
  • desinteresse
  • volautomatisch
  • overgevoeligheid

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij een afleiding worden twee niet-bestaande woorden samengevoegd tot één woord.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Samenstelling en afleiding

Bij een afleiding worden twee niet-bestaande woorden samengevoegd tot één woord.
  • Niet waar! Een afleiding = een bestaand woord met een voor- en/of achtervoegsel, zoals 'ge' en 'ing'.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke stelling is juist?

A
Trouwfoto is een afleiding van foto
B
Co-piloot is een afleiding van piloot
C
Terugtrekken is een afleiding van trekken
D
Boomhut is een afleiding van hut

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Samenstelling en afleiding
  • Trouwfoto is een afleiding van foto
  • Co-piloot is een afleiding van piloot
  • Terugtrekken is een afleiding van trekken
  • Boomhut is een afleiding van hut

    Co' is een taalelement dat niet op zichzelf kan staan.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woordvorming
  • Er ontstaan altijd nieuwe woorden
  • Een taal is nooit af. Door afleidingen en samenstellingen kun je telkens nieuwe woorden maken. Dat is ook nodig. Toen bijvoorbeeld het internet werd uitgevonden, ontstond het woord internetten. En tegenwoordig kun je ook whatsappen en ontvrienden.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkmoment
Maak van 3.5:
3 tot en met 17 (opdracht  5, 14, 15 en 16 doen we niet).

Dit is af morgen aan het einde van de les.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting
  • Dinsdag weer verder.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies