28/1 H3 3.5 Woorden

Woorden 3.5
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Woorden 3.5

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
  • Lesdoel
  • Korte activiteit
  • Terugblik
  • Zelfstandig met de lesstof aan de gang gaan - in stilte werken 
  • Instructie - in stilte werken 
  • Exitticket
  • Afsluiten (reflectie en feedback)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel:
Aan het einde van deze les:
  • Je leert 30 nieuwe woorden;
  • ken je van minimaal drie woorden de betekenis;
  • Je leert over woordvorming;



  • heb je geoefend met de betekenis van de 30 nieuwe woorden;
  • heb je geoefend met het (herkennen en toepassen van) vormen van woorden

Blauw = kennen = kennis = leren
Oranje = kunnen = met de kennis de vaardigheid oefenen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spelen met woorden: raadsels
Geef iedereen de kans om het raadsel op te lossen: roep je geen antwoorden door de klas, maar doe je het in je hoofd.
  • Lees eerst het raadsel en probeer hem in je hoofd op te lossen (schrijf je antwoord eventueel even in je schrift op)

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom lukte het Einstein niet om een muur te bouwen?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom lukte het Einstein niet om een muur te bouwen?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de tegenwoordige tijd van 'analoog'?

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de tegenwoordige tijd van 'analoog'?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

 Er staan drie huizen in de brand. Eentje is gemaakt van riet, eentje van hooi en eentje van noedels.
Welke gaat de ambulance eerst blussen?

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Er staan drie huizen in de brand. Eentje is gemaakt van riet, eentje van hooi en eentje van noedels.
Welke gaat de ambulance eerst blussen?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

1

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1Volgorde ingezonden brief
2
3
4
5
6
7
8
9
1
10
artikel waarop je reageert
samenvatting artikel in 1 zin
jouw mening
Argument (een per alinea)
conclusie
herhalen mening
advies of uitsmijter
Naam


Titel
Plaats

Slide 12 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies




- geen opbouw van een brief-  opbouw betoog (ook overtuigen): inleiding-midden-slot
- witregels tussen alinea's verschillend gebruikt

Titel
Inleiding: (eerste twee kunnen ook omgedraaid worden)

  • artikel waarop je reageert: bron als die afwijkt van de bron waaraan jij schrijft (krant) + datum (dag en maand)
  • + onderwerp en/of samenvatting van artikel in een zin


  • jouw mening
(witregel als het past bij opbouw en inhoud)



Kern: (witregels passend bij de opbouw en inhoud)
  • argumenten (minimaal drie)
  • één alinea per argument

(witregel)

Slot:

  • conclusie 
  • herhalen mening  
  • (advies of uitsmijter
(witregel)
Naam
Plaats

(Denk aan correcte spelling!)




1Indeling van de ingezonden brief: I K S

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nieuwe lesstof

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begrippen
Woordvorming
De manier waarop een woord uit een grondwoord is gevormd.

Grondwoord
Woord waarvan andere woorden worden gevormd door middel van samenstelling of afleiding.

Samenstelling
De vorming van een nieuw woord door samenvoeging van twee of meer (grond)woorden.


Afleiding
De vorming van een nieuw woord door een voor- of achtervoegsel aan het grondwoord toe te voegen.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woorden foutloos kunnen schrijven + de betekenis(sen) kennen.
Staan er nummers voor de betekenissen, dan moet je ze allemaal kennen en de juiste betekenis kunnen geven bij de toets.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woorden foutloos kunnen schrijven + de betekenis(sen) kennen.
Staan er nummers voor de betekenissen, dan moet je ze allemaal kennen en de juiste betekenis kunnen geven bij de toets.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woordvorming

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woordvorming
  • Er ontstaan altijd nieuwe woorden
  • Een taal is nooit af. Door afleidingen en samenstellingen kun je telkens nieuwe woorden maken. Dat is ook nodig. Toen bijvoorbeeld het internet werd uitgevonden, ontstond het woord internetten. En tegenwoordig kun je ook whatsappen en ontvrienden.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woordvorming

Bij bepaalde woorden kun je ook kijken naar de woordvorming, de manier waarop het woord uit een grondwoord is gevormd. Dit kan op twee manieren:
• Samenstelling: losse woorden zijn aan elkaar geplakt.
• Afleiding: er is een voor- of achtervoegsel aan het grondwoord toegevoegd.

Ook al ken je een woord niet en staat het niet in het woordenboek: als je weet via welke regels woorden worden gevormd, kun je daar vaak de betekenis uit afleiden.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woordvorming

Vorming van werkwoorden
Werkwoorden kunnen op veel manieren worden gevormd. Ze kunnen worden afgeleid van een zelfstandig naamwoord, een bijvoeglijk naamwoord of van een al bestaand werkwoord. Door voor- en achtervoegsels toe te voegen maak je er een nieuw werkwoord van met een nieuwe betekenis.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden van voorvoegsels en achtervoegsels woorden 1.5

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk vorige les:
  • je begrijpt de lesstof/theorie voldoende (je kunt het groene theorieblok uit je boek gebruiken als ondersteuning) 
  • je werkt in STILTE en je mag NIET PRATEN of OVERLEGGEN en geen vragen stellen
  • je bent echt aan het werk!
Klaar = in STILTE lezen

Pak je VIP en noteer:
Een samenvatting van de theorie maken.
Eigen woordenlijst in je schrift maken vanuit je lesboek maken + leren --> voor morgen!
Een samenvatting van de theorie maken.
Online: Hoofdstuk 3, 3.5: opdracht 3, 4 t/m 13, 16 en 17  

Wat niet af is = huiswerk




Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenstelling
Een woord dat bestaat uit twee of meer (zelfstandig naam) woorden, heet een samenstelling.
Bijvoorbeeld: 
voetbalwedstrijd
is een samenstelling van?

Slide 24 - Tekstslide

Voetbalwedstrijd bestaat uit voetbal en wedstrijd, maar voetbal bestaat weer uit voet en bal. Deze samenstelling bestaat dus uit 3 woorden!
Uit welke woorden bestaat het woord
tuingereedschap?
A
Tuin / gereed / schap
B
Tuingereed / schap
C
Tuin / gereedschap

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Afleiding
Een afleiding is een woord met een voor- en/of achtervoegsel.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord heeft een voorvoegsel?
A
geklets
B
gezwam
C
oeverloos
D
misverstand

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Woorden 1.5 voor- en achtervoegsels
Voorvoegsels kun je voor een woord plakken. Achtervoegsels plak je achter een woord. Voor- en achtervoegsels zijn zelf geen losse woorden. Ze kunnen dus niet zelfstandig voorkomen.
Losse woorden in hun allerkortste vorm noem je grondwoorden.

Voor- en achtervoegsels geven een andere betekenis aan het woord.
Bijvoorbeeld een tegenstelling: on-aardig, in-actief, a-sociaal, humor-loos.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke voor- en achtervoegsels herken je in de volgende woorden:

onthaasten, misleiden, doelloos, voedzaam, herbruikbaar

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Afleiding

Een afleiding is een woord met een voor- of achtervoegsel.


Bijvoorbeeld:

  • miscommunicatie
  • bodemloos
  • desinteresse
  • volautomatisch
  • overgevoeligheid

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij een afleiding worden twee niet-bestaande woorden samengevoegd tot één woord.
A
waar
B
niet waar

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Samenstelling en afleiding

Bij een afleiding worden twee niet-bestaande woorden samengevoegd tot één woord.
  • Niet waar! Een afleiding = een bestaand woord met een voor- en/of achtervoegsel, zoals 'ge' en 'ing'.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke stelling is juist?

A
Trouwfoto is een afleiding van foto
B
Co-piloot is een afleiding van piloot
C
Terugtrekken is een afleiding van trekken
D
Boomhut is een afleiding van hut

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Samenstelling en afleiding
  • Trouwfoto is een afleiding van foto
  • Co-piloot is een afleiding van piloot
  • Terugtrekken is een afleiding van trekken
  • Boomhut is een afleiding van hut

    Co' is een taalelement dat niet op zichzelf kan staan.

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werk voor deze en de volgende les:
    Pak je VIP en noteer:
    Eigen woordenlijst in je schrift maken vanuit je lesboek maken + leren
    Online: Hoofdstuk 3, 3.5: opdracht 3, 4 t/m 13, 16 en 17  

    Verlengde instructie:
    Eigen woordenlijst in je schrift maken vanuit je lesboek maken + leren
    Online: Hoofdstuk 3, 3.5: opdracht 3, 4 t/m 13 en 17  

    Klaar = in stilte lezen
    Wat niet af is = huiswerk




    Slide 36 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Lesdoel:
    Aan het einde van deze les:
    • Je leert 30 nieuwe woorden;
    • ken je van minimaal drie woorden de betekenis;
    • Je leert over woordvorming;



    • heb je geoefend met de betekenis van de 30 nieuwe woorden;
    • heb je geoefend met het (herkennen en toepassen van) vormen van woorden

    Blauw = kennen = kennis = leren
    Oranje = kunnen = met de kennis de vaardigheid oefenen

    Slide 37 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Noteer uit je hoofd drie woorden met betekenis uit de woordenlijst van 3.5.

    Slide 38 - Open vraag

    Deze slide heeft geen instructies

    Ik ken de betekenis van minimaal drie woorden uit de woordenlijst.
    😒🙁😐🙂😃

    Slide 39 - Poll

    Deze slide heeft geen instructies

    Reflectie:
    Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
    Wat kan nog iets beter? Hoe ga je dat verbeteren?

    Slide 40 - Open vraag

    Deze slide heeft geen instructies

    Feedback
    Wat vond je fijn/goed aan deze les?
    Wat zou je liever anders willen zien?

    Slide 41 - Open vraag

    Deze slide heeft geen instructies

    Afsluiting
    • Dinsdag weer verder.

    Slide 42 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies