Nova_Nask1_3_gt_h2_Diagnostische_toets

Diagnostische toets H2
Het weer
Nova
© Uitgeverij Malmberg

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Diagnostische toets H2
Het weer
Nova
© Uitgeverij Malmberg

Slide 1 - Tekstslide

Instructie
Deze toets bestaat uit 11 vragen.
Voor deze toets zijn maximaal 36 punten te behalen.
Voor elke (deel)vraag staat hoeveel punten er met een goed antwoord kunnen worden behaald.
• Geef niet méér antwoorden dan er worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld twee redenen worden gevraagd, geef er dan twee en niet méér.
• Vermeld altijd de berekening, als een berekening gevraagd wordt. Een goede uitkomst zonder berekening levert geen punten op.
• Vermeld bij een berekening altijd welke grootheid berekend wordt.
• Geef de uitkomst van de berekening ook altijd met een juiste eenheid.

Slide 2 - Tekstslide

Opgave 1
Je gebruikt een vloeistofthermometer om
de temperatuur te meten.
Leg uit hoe je een vloeistofthermometer moet ijken.
timer
2:00

Slide 3 - Open vraag

Opgave 2a
De foto in afbeelding 1 is in de ochtend gemaakt. Je ziet rijp op het gras.
Aan het ijzerdraad op de voorgrond hangen druppels water. Op het
moment van het maken van de foto is de temperatuur 1 °C.
Door welke faseovergang zijn de druppels ontstaan?
timer
1:00

Slide 4 - Open vraag

Opgave 2b
De foto in afbeelding 1 is in de ochtend gemaakt. Je ziet rijp op het gras.
Aan het ijzerdraad op de voorgrond hangen druppels water. Op het
moment van het maken van de foto is de temperatuur 1 °C.
Hoeveel kelvin is 1 °C?
timer
1:00

Slide 5 - Open vraag

Opgave 2c
De foto in afbeelding 1 is in de ochtend gemaakt. Je ziet rijp op het gras.
Aan het ijzerdraad op de voorgrond hangen druppels water. Op het
moment van het maken van de foto is de temperatuur 1 °C.
Wat kun je zeggen over de temperatuur van de nacht ervoor?
Verklaar je antwoord.

timer
2:00

Slide 6 - Open vraag

Opgave 2d
De foto in afbeelding 1 is in de ochtend gemaakt. Je ziet rijp op het gras.
Aan het ijzerdraad op de voorgrond hangen druppels water. Op het
moment van het maken van de foto is de temperatuur 1 °C.
Zowel de druppels als de rijp hebben bewegende watermoleculen.
Leg uit met behulp van het deeltjesmodel in welke situatie de moleculen het meest bewegen. Noem de fasen.

timer
2:00

Slide 7 - Open vraag

Opgave 3
Leg uit wat er niet klopt aan onderstaande zin en geef aan hoe je hem kloppend kunt maken.
Wanneer de temperatuur lager wordt, worden de moleculen kleiner. Hierdoor wordt de snelheid ook lager.

timer
2:00

Slide 8 - Open vraag

Opgave 4a
Het weer is een veelbesproken onderwerp tussen mensen. Er wordt gesproken over prachtig
weer (wanneer de temperatuur hoog is en de zon schijnt), maar ook over hondenweer (wanneer
de temperatuur laag is en het regent).
Is de luchtdruk over het algemeen hoger of lager bij prachtig weer?
timer
1:00
A
hoger
B
lager

Slide 9 - Quizvraag

Opgave 4b
Het weer is een veelbesproken onderwerp tussen mensen. Er wordt gesproken over prachtig
weer (wanneer de temperatuur hoog is en de zon schijnt), maar ook over hondenweer (wanneer
de temperatuur laag is en het regent).
Hoe ontstaat luchtdruk?
timer
1:00

Slide 10 - Open vraag

Opgave 4c
Orkanen ontstaan op zee in tropische gebieden met hoge temperaturen. In orkanen heerst
een enorm lage luchtdruk. In orkanen ontstaan hevige onweersbuien.
Leg uit waarom in orkanen hevige onweersbuien ontstaan.
timer
2:00

Slide 11 - Open vraag

Opgave 4d
De laagst gemeten luchtdruk, was bij de orkaan Tip in 1979. Toen werd er een luchtdruk
gemeten van 87 000 Pa.
Hoeveel mbar is 87 000 Pa?
timer
1:00

Slide 12 - Open vraag

Opgave 5a
Janet maakt een bergwandeling. In het dorpje Rauris begint ze haar wandeling. Daar geeft haar meetinstrument 920 mbar aan. Als ze op de top van de berg (3400 m) aankomt, geeft haar meetinstrument een luchtdruk aan van 700 mbar. Bij elke 100 meter stijging, daalt de luchtdruk
met 9 mbar.
Met welke apparaat meet je de luchtdruk?
timer
1:00

Slide 13 - Open vraag

Opgave 5b
Janet maakt een bergwandeling. In het dorpje Rauris begint ze haar wandeling. Daar geeft haar meetinstrument 920 mbar aan. Als ze op de top van de berg (3400 m) aankomt, geeft haar meetinstrument een luchtdruk aan van 700 mbar. Bij elke 100 meter stijging, daalt de luchtdruk
met 9 mbar.
Op welke hoogte ligt het dorpje Rauris?
timer
3:00

Slide 14 - Open vraag

Opgave 6a
In afbeelding 2 zie je een meter die de gasdruk aangeeft.
1 MPa = 1.000.000 Pa
Hoe heet deze meter?

timer
1:00

Slide 15 - Open vraag

Opgave 6b
In afbeelding 2 zie je een meter die de gasdruk aangeeft.
1 MPa = 1.000.000 Pa
Hoeveel mbar geeft de meter aan?

timer
2:00

Slide 16 - Open vraag

Opgave 6c
In afbeelding 2 zie je een meter die de gasdruk aangeeft.
1 MPa = 1.000.000 Pa
Hoe kun je controleren of de ruimte waarin het gas zit, goed is afgesloten?

timer
1:00

Slide 17 - Open vraag

Opgave 6d
De luchtdruk is op het moment van het nemen van de foto 990 mbar.
Bereken de absolute druk in de ruimte.

timer
2:00

Slide 18 - Open vraag

Opgave 7a
Een legering is een mengsel van twee metalen. Een bimetaal bestaat ook uit twee metalen.
Wat is het verschil tussen een bimetaal en een legering?

timer
1:00

Slide 19 - Open vraag

Opgave 7b
Een legering is een mengsel van twee metalen. Een bimetaal bestaat ook uit twee metalen.
Leg uit of een legering zonder extra hulpmiddelen geschikt is voor het gebruik als thermometer

timer
1:00

Slide 20 - Open vraag

Opgave 8
Hier staan vier stellingen over gasdruk en temperatuur. Geef aan of deze stellingen waar of niet waar zijn.

timer
2:00
Waar
Niet waar
De gasdruk in een afgesloten ruimte neemt toe, wanneer de temperatuur stijgt.
De absolute druk in een hard opgepompte fietsband daalt wanneer de fiets buiten in de vrieskou staat.
Het absolute nulpunt is −273 K.
Het absolute nulpunt zou nog lager kunnen zijn, wanneer je meet met nog betere meetinstrumenten.

Slide 21 - Sleepvraag

Opgave 9a
Gebruik de afbeelding om de volgende vraag te beantwoorden.
Hoeveel waterdamp past er in lucht van 20 °C?
timer
1:00

Slide 22 - Open vraag

Opgave 9b
’s Nachts wordt het 10 °C kouder. Hoeveel waterdamp moet er minder
in de lucht zijn om wolkvorming te voorkomen?
timer
2:00

Slide 23 - Open vraag

Opgave 9c
Van welke factor hangt het dauwpunt af?
timer
1:00

Slide 24 - Open vraag

Opgave 9d
Van welke faseovergang is er sprake wanneer je de was buiten te drogen hangt?


timer
1:00

Slide 25 - Open vraag

Wanneer ontstaan stapelwolken?
A
als luchtbellen met warme lucht omhoog bewegen
B
als luchtbellen met warme lucht omlaag bewegen
C
als luchtbellen met koude lucht omhoog bewegen
D
als luchtbellen met koude lucht omlaag bewegen

Slide 26 - Quizvraag

Welke stelling over wolken is waar?
A
De temperatuur van opstijgende luchtbellen is bij een mooiweerwolk veel hoger dan de omringende lucht.
B
Een buienwolk komt hoger in de lucht dan een mooiweerwolk.
C
Een mooiweerwolk stijgt sneller dan een buienwolk.

Slide 27 - Quizvraag