Tijdens deze les herhaal je de
futur proche. Om deze tijd te maken, heb je nodig een vorm van het werkwoord “
gaan” (
aller) +
het hele werkwoord (d.w.z. de woordenboekvorm). Voorbeeld: ik
ga kiezen = je
vais choisir.
Om de futur proche te gebruiken, moet je het rijtje van het werkwoord
"aller" kennen.