Maandag 10 juni

Maandag 10 juni 2024
08.30 - 09.20 uur Inloop 
woordenschat werk en geld herhalen
12.10 - 12.40 uur Pauze
09.20 - 10.10 uur Rekenen
Blok 5.3 les 13

12.40 - 13.30 uur Engels
10.10 - 10.30 uur Pauze
13.30 - 14.20 uur 
woordenschat thema toekomst
10.30 - 11.20 uur 
toets woordenschat geld en werk
11.20 - 12.10 uur 
kunst
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISK

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Maandag 10 juni 2024
08.30 - 09.20 uur Inloop 
woordenschat werk en geld herhalen
12.10 - 12.40 uur Pauze
09.20 - 10.10 uur Rekenen
Blok 5.3 les 13

12.40 - 13.30 uur Engels
10.10 - 10.30 uur Pauze
13.30 - 14.20 uur 
woordenschat thema toekomst
10.30 - 11.20 uur 
toets woordenschat geld en werk
11.20 - 12.10 uur 
kunst

Slide 1 - Tekstslide

woordenschat herhalen

Slide 2 - Tekstslide

rekenen

Slide 3 - Tekstslide

Zelf maken
Je maakt:

  • Opdrachten 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10
  • Laat je antwoorden checken;
  • Nog meer tijd over? Maak de blauwe opdrachten.

Slide 4 - Tekstslide

Pauze
timer
20:00

Slide 5 - Tekstslide

Toets woordenschat
Vandaag maken we de toets van woordenschat.
  • Ga naar de website: lessonup.app
  • Je krijgt van je docent een inlognaam en wachtwoord.
  • Ben je klaar met de toets? Ga iets doen wat geen geluid maakt. We wachten tot iedereen klaar is. 
  • Als we de toets aan het maken zijn, mag je niet met elkaar praten! Heb je een vraag, dan komt de docent langs.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Pauze
timer
30:00

Slide 8 - Tekstslide

Engels
De docent vertelt wat we vandaag gaan doen.

Good luck!

Slide 9 - Tekstslide

Woordenschat
Vandaag leer je vijf (nieuwe) woorden bij het thema Toekomst.

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 10 - Tekstslide

de carrière
  • de verschillende banen die je in je leven hebt;
  • het heeft dus te maken met al het werk wat je hebt gedaan;
  • Zin: Ik heb een lange carrière in het onderwijs. Ik heb op veel verschillende scholen gewerkt als docent.

Slide 11 - Tekstslide

aanzienlijk
  • groot;
  • erg;
  • belangrijk;
  • Zin: Je hebt een aanzienlijk deel van de vragen goed gemaakt!

Slide 12 - Tekstslide

aarzelen
  • wachten voordat je iets doet, meestal omdat je niet durft of niet kunt kiezen;
  • werkwoord: ik aarzel, hij aarzelde, wij hebben geaarzeld;
  • tegenstelling: zeker weten;
  • Zin: Ik aarzel tussen 2 antwoorden. Welke is goed?

Slide 13 - Tekstslide

bereikbaar
  • als iemand contact met je kan zoeken;
  • als iets haalbaar is, je kan het bereiken (bijvoorbeeld je doel);
  • Zin: Wanneer ben je bereikbaar? Ik heb een belangrijke vraag voor je.
  • Zin: Is de opleiding die je hebt gekozen wel bereikbaar voor jou?

Slide 14 - Tekstslide

braaf
  • als iemand zich netjes/goed aan de regels houdt;
  • als iemand zich gedraagt zoals hij zich moet gedragen;
  • we zeggen het ook wel eens tegen een dier, bijvoorbeeld een hond: Die hond is echt heel braaf! (betekent: die hond luistert goed.
  • Zin: Dat jongetje is echt braaf. Hij luistert altijd naar wat de docent zegt!

Slide 15 - Tekstslide

In welke zin wordt het goede voorbeeld gegeven van het woord:
aarzelen
A
Morgen heb ik een belangrijke toets. Gelukkig heb ik goed geleerd en weet ik zeker dat ik een goed resultaat ga halen.
B
Morgen heb ik een belangrijke toets. Ik heb niet goed geleerd. Ik haal waarschijnlijk geen goed resultaat.
C
Morgen heb ik een belangrijke toets. Ik heb een beetje geleerd. Misschien haal ik wel een goed resultaat.

Slide 16 - Quizvraag

Waar zie je een brave hond?
A
B
C
D

Slide 17 - Quizvraag

Waar zou jij later carrière in willen maken?

Slide 18 - Open vraag

Wat betekent:
Ik ben altijd bereikbaar, 24 uur per dag.
A
Als je belt, neem ik overdag de telefoon op.
B
Als je belt, neem ik soms de telefoon op.
C
Als je belt, neem ik de telefoon op als ik niet aan het werk ben.
D
Als je belt, neem ik altijd de telefoon op.

Slide 19 - Quizvraag

Ik geef een aanzienlijk deel van mijn geld uit aan:

Slide 20 - Open vraag

Opdracht: welk woord hoort in de zin?
Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!

Slide 21 - Tekstslide

Je moet niet zo.......... Je weet het antwoord echt wel!

Slide 22 - Open vraag

De leerlingen uit deze klas zijn vaak..... Ze luisteren meestal goed naar de docent.

Slide 23 - Open vraag

Ik kan hem altijd bellen. Hij is elke dag............

Slide 24 - Open vraag

Een .............. deel van de dag zijn wij op school.

Slide 25 - Open vraag

Deze vrouw heeft een goede kans op een .......... in de mode. Zij kan heel goed nieuwe kleding bedenken en ontwerpen.

Slide 26 - Open vraag

Zinnen maken

We draaien het rad. Zie je jouw naam? Dan maak je een zin met 1 van de woorden.

De woorden: aanzienlijk, braaf, bereikbaar, aarzelen, carrière 

Slide 27 - Tekstslide