Grammatica brugklas les 5

Lesplanning
  • Herhaling aantal rollen in een werkwoord
  • Zinnen uit het huiswerk oefenen
  • Theorie lijdend voorwerp
  • Lijdend voorwerp oefenen 
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Lesplanning
  • Herhaling aantal rollen in een werkwoord
  • Zinnen uit het huiswerk oefenen
  • Theorie lijdend voorwerp
  • Lijdend voorwerp oefenen 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Hoeveel rollen heeft het werkwoord
Rollen
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 3 - Quizvraag

Hoeveel rollen heeft het werkwoord
Voetballen
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 4 - Quizvraag

Hoeveel rollen heeft het werkwoord
Vertellen
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 5 - Quizvraag

Hoe vind je het LV?

Stap 1:   Zoek eerst pv, wg en ow!

 

Slide 6 - Tekstslide

Hoe vind je het LV?

Stap 1:   Zoek eerst pv, wg en ow!
Stap 2: Stel de vraag: Wat/Wie + gez + ow?

 

Slide 7 - Tekstslide

Hoe vind je het LV?

Stap 1:   Zoek eerst pv, wg en ow!
Stap 2: Stel de vraag: Wat/Wie + gez + ow?
Voorbeeld: Esmee won een Olympische medaille. 
Wie/wat won Esmee?

 

Slide 8 - Tekstslide

Hoe vind je het LV?

Stap 1:   Zoek eerst pv, wg en ow!
Stap 2: Stel de vraag: Wat/Wie + gez + ow?
Voorbeeld: Esmee won een Olympische medaille. 
Wie/wat won Esmee?
Stap 3: het antwoord = het LV
een Olympische medaille

 

Slide 9 - Tekstslide

Let op:
  • Er staat niet altijd een lijdend voorwerp in de zin
  • Het lijdend voorwerp kan alleen voorkomen in zinnen met minimaal twee rollen

Slide 10 - Tekstslide

Peter heeft gisteren zijn scooterrijbewijs gehaald
Het lijdend voorwerp is

A
Peter
B
gisteren
C
zijn scooterrijbewijs
D
heeft gehaald

Slide 11 - Quizvraag

In elke zin staat een lijdend voorwerp
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Shirley kocht zes rozen voor haar vriend voor Valentijnsdag.
Het lijdend voorwerp is
A
rozen
B
zes rozen
C
haar vriend
D
Valentijnsdag

Slide 13 - Quizvraag

Ik hou van bloemen en planten
Het lijdend voorwerp is:
A
bloemen
B
bloemen en planten
C
van bloemen en planten
D
er is geen lijdend voorwerp

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het
werkwoordelijk gezegde?

Slide 15 - Open vraag

Welke vraag stel je om het LV te vinden?

Slide 16 - Open vraag

OPDRACHT

Stap 1: Bedenk een zin met een LV
Stap 2: Schrijf deze zin op
Stap 3: Ruil het blaadje met je buurman
Stap 4: Ontleed de zin (pv, wg, ow, lv)
Stap 5: Controleer samen of het antwoord klopt
timer
1:00

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Wat is de PV in de zin:
Heb jij een mobiel voor je verjaardag gekregen?
timer
1:00
A
Heb
B
jij
C
een mobiel
D
heb gekregen

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het WG in de zin:
Wij willen aan mijn moeder mooie bloemen cadeau geven.
timer
1:00
A
Wij
B
willen
C
mooie bloemen cadeau
D
willen geven

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het OW in de zin:
Het eerste elftal had al meerdere wedstrijden verloren.
timer
1:00
A
Het elftal
B
Het eerste elftal
C
meerdere wedstrijden
D
had verloren

Slide 21 - Quizvraag

Hoe vond je het gaan?
A
ik denk dat ik het helemaal begrijp.
B
ik vond het goed gaan, maar vind het wel moeilijk.
C
ik vind het moeilijk en heb meer oefening nodig
D
ik begrijp er nog niet zo veel van.

Slide 22 - Quizvraag

Opdrachten maken
Oefening 9, 10 en 11
Je werkt in stilte
Klaar? Leesboek
timer
15:00

Slide 23 - Tekstslide