H3 cours 23 - Faites des phrases

BIENVENUE tout le monde!
Programme du jour :
  1. Finir la compréhension écrite
  2. Faire des phrases
  3. Les devoirs
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

BIENVENUE tout le monde!
Programme du jour :
  1. Finir la compréhension écrite
  2. Faire des phrases
  3. Les devoirs

Slide 1 - Tekstslide

Faire des phrases
  1. Jij bent het onderwerp in iedere zin
  2. Gebruik de passé composé
  3. Vertel bv wat je met Saint-Nicolas gedaan hebt, of het afgelopen weekend (le weekend) etc.
  4. In iedere zin gebruik je minimaal 4 woorden
  5. Tip: gebruik woorden die je kent!

Slide 2 - Tekstslide

Faites 3 phrases:
Jij bent onderwerp in iedere zin
Gebruik de passé composé
Minimaal 4 woorden

Slide 3 - Open vraag

Les devoirs 15/12
  • Herhaal de woorden mbv de lijsten in Somtoday
  • We gaan verder met Étape 5
Exercer le passé composé avec www.verbuga.eu.

Slide 4 - Tekstslide

Apprendre les blocs !

Slide 5 - Tekstslide

Révision...

Slide 6 - Tekstslide

Poser des questions
Bloc 69
  • Ik kan op 3 verschillende manieren vragen stellen in het Frans 
  •  Ik kan vragen stellen in het Frans m.b.v. vraagwoorden

Slide 7 - Tekstslide

Vraagzinnen & Vraagwoorden

Tu as un chien.

Slide 8 - Tekstslide

Tu as un chien.
  1. Tu as un chien ?
  2. Est-ce que tu as un chien ?
  3. As-tu un chien ?

 Wat valt je op? / Wat zou de regel zijn?               

Slide 9 - Tekstslide

Wat valt je op? / Wat zou de regel zijn?
Tu as un chien ?
Est-ce que tu as un chien ?
As-tu un chien ?

Slide 10 - Open vraag

Regel
Als je een vraag wilt formuleren:
  1.  Mag je van de    .    een    ?    maken
  2.  Kun je de zin met est-ce que beginnen.   
  3. Mag je onderwerp en persoonsvorm omkeren = inversie                                                                          (alleen bij je/tu/il/elle/on/nous/vous/ils/elles)           

Slide 11 - Tekstslide

Maak onderstaande zin op 3 manieren vragend.

Vous avez un message.

Slide 12 - Open vraag

Let op
Est-ce que tu as un frère? 
Est-ce qu'il a un frère?    

As-tu un frère?   
A-t-il un frère?       

Slide 13 - Tekstslide

Quand
Qui
Comment
Pourquoi
Qu'est-ce que / qu'
Wie
Wat
Waar
Wanneer
Hoe
Waarom

Slide 14 - Sleepvraag

Pages Jaunes p. 2
  1. Qui
  2. Comment
  3. Pourquoi
  4. Quand
  5. Qu'est-ce que
  6. Combien
  7. Quel(le)
Vraagwoorden
  1. Wie 
  2. Hoe 
  3. Waarom
  4. Wanneer
  5. Waar
  6. Wat 
  7. Hoeveel
  8. Welke, wat

Slide 15 - Tekstslide

Vraagzin met vraagwoord

  1.     Tu vas en Italie quand ?
  2.     Quand tu vas en Italie ?
  3.     Quand est-ce que tu vas en Italie ?
  4.     Quand vas-tu en Italie ?

Slide 16 - Tekstslide

Regel
  1.     Vraagwoord achteraan.
  2.     Vraagwoord vooraan.
  3.     Vraagwoord vooraan gevolgd door est-ce que.
  4.     Vraagwoord vooraan gevolgd door inversie.

Slide 17 - Tekstslide

Le passé composé
  • Je kent al de werkwoorden op - er zoals parler en marcher.
  • Je kent ook de werkwoorden op - ger zoals manger en partager.
  • Je kent ook de werkwoorden op - ir zoals finir of grandir.
  • Je hebt geleerd om deze werkwoorden in de juiste vorm in de présent (=tegenwoordige tijd) te zetten
  • We gaan nu leren om deze werkwoorden ook in de passé composé (=verleden tijd) te gebruiken.

Slide 18 - Tekstslide

Passé composé
passé composé = 2 ww:

hulpww + volt. dw

==>

Slide 19 - Tekstslide

Sleep de vervoegingen naar het juiste vakje
Passé composé
Geen passé composé
Je regarde
Il parle
Ils ont parlé
Nous avons regardé
J'ai sauté
Nous sautons
Vous fermez
Vous avez fermé

Slide 20 - Sleepvraag

Maak een zin met een passé composé. Je hebt niet alle woorden nodig.
ma
père
a
écouté
un
film
mère
regardé
douze

Slide 21 - Sleepvraag

Maak een zin met een passé composé. Je hebt niet alle woorden nodig.
mon
soeur
a
écouté
un
gâteau
copain
préparé
avez

Slide 22 - Sleepvraag