H3 cours 7 - leçon 2+3+4

BIENVENUE tout le monde!
Programme du jour:
  1. Corriger les exercices 3+4 (p.52)
  2. Un peu de grammaire
  3. Faire les exercices 3 t/m 5 (p.29)
  4. Les devoirs
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

BIENVENUE tout le monde!
Programme du jour:
  1. Corriger les exercices 3+4 (p.52)
  2. Un peu de grammaire
  3. Faire les exercices 3 t/m 5 (p.29)
  4. Les devoirs

Slide 1 - Tekstslide

Exercice 3 (p.52)
Notez ci-dessous tes 2 phrases :

Slide 2 - Open vraag

Exercice 3 : exemples
  • J'ai mangé un gâteau / Je n'ai pas mangé ...
  • Elle a écouté la musique
  • Ils ont téléchargé un film
  • Nous avons surfé sur internet
  • Vous avez fini vos devoirs ?
  • Tu as choisi un boisson ?

Slide 3 - Tekstslide

Exercice 4 : 
L'article correspond au titre :
  • Des collégiens ont rencontré un drôle de professeur !
  • Combien de formes du passé composé pouvez-vous trouver ?
  • Regardez bloc 63 et notez dans vos pochettes !

Slide 4 - Tekstslide

1. Les titres de presse parlent :
b. des célébrités
c. de faits divers
2. Ce sont des évènements passés. 
Exercice 5 (p.53)
Et maintenant on fait les exercices 7 + 8

Slide 5 - Tekstslide

Zet in de passé composé :
Tu (avoir) un chien

Slide 6 - Open vraag

Wat valt je op? / Hoe komt dit?
Tu as eu un chien

Slide 7 - Open vraag

Sleep het werkwoord naar de juiste vertaling én het juiste voltooid deelwoord
avoir
pouvoir
être
faire
lire
prendre
voir
eu
pu
vu
lu
pris
été
fait

Slide 8 - Sleepvraag

Les devoirs 30/9
  • Appr. : bloc 63 + 66 (p.53) Quizlet
  • Faire : ex. 3 + 4 + 5 cahier d'exercices

Exercer le 
passé composé avec www.verbuga.eu.

Slide 9 - Tekstslide

Exercice 3 t/m 5: 
  • Voyez les blocs!!

Slide 10 - Tekstslide

Révision...

Slide 11 - Tekstslide

Poser des questions
Bloc 69
  • Ik kan op 3 verschillende manieren vragen stellen in het Frans 
  •  Ik kan vragen stellen in het Frans m.b.v. vraagwoorden

Slide 12 - Tekstslide

Vraagzinnen & Vraagwoorden

Tu as un chien.

Slide 13 - Tekstslide

Tu as un chien.
  1. Tu as un chien ?
  2. Est-ce que tu as un chien ?
  3. As-tu un chien ?

 Wat valt je op? / Wat zou de regel zijn?               

Slide 14 - Tekstslide

Wat valt je op? / Wat zou de regel zijn?
Tu as un chien ?
Est-ce que tu as un chien ?
As-tu un chien ?

Slide 15 - Open vraag

Regel
Als je een vraag wilt formuleren:
  1.  Mag je van de    .    een    ?    maken
  2.  Kun je de zin met est-ce que beginnen.   
  3. Mag je onderwerp en persoonsvorm omkeren = inversie                                                                          (alleen bij je/tu/il/elle/on/nous/vous/ils/elles)           

Slide 16 - Tekstslide

Maak onderstaande zin op 3 manieren vragend.

Vous avez un message.

Slide 17 - Open vraag

Let op
Est-ce que tu as un frère? 
Est-ce qu'il a un frère?    

As-tu un frère?   
A-t-il un frère?       

Slide 18 - Tekstslide

Quand
Qui
Comment
Pourquoi
Qu'est-ce que / qu'
Wie
Wat
Waar
Wanneer
Hoe
Waarom

Slide 19 - Sleepvraag

Pages Jaunes p. 2
  1. Qui
  2. Comment
  3. Pourquoi
  4. Quand
  5. Qu'est-ce que
  6. Combien
  7. Quel(le)
Vraagwoorden
  1. Wie 
  2. Hoe 
  3. Waarom
  4. Wanneer
  5. Waar
  6. Wat 
  7. Hoeveel
  8. Welke, wat

Slide 20 - Tekstslide

Vraagzin met vraagwoord

  1.     Tu vas en Italie quand ?
  2.     Quand tu vas en Italie ?
  3.     Quand est-ce que tu vas en Italie ?
  4.     Quand vas-tu en Italie ?

Slide 21 - Tekstslide

Regel
  1.     Vraagwoord achteraan.
  2.     Vraagwoord vooraan.
  3.     Vraagwoord vooraan gevolgd door est-ce que.
  4.     Vraagwoord vooraan gevolgd door inversie.

Slide 22 - Tekstslide

Le passé composé
  • Je kent al de werkwoorden op - er zoals parler en marcher.
  • Je kent ook de werkwoorden op - ger zoals manger en partager.
  • Je kent ook de werkwoorden op - ir zoals finir of grandir.
  • Je hebt geleerd om deze werkwoorden in de juiste vorm in de présent (=tegenwoordige tijd) te zetten
  • We gaan nu leren om deze werkwoorden ook in de passé composé (=verleden tijd) te gebruiken.

Slide 23 - Tekstslide

Passé composé
passé composé = 2 ww:

hulpww + volt. dw

==>

Slide 24 - Tekstslide

Sleep de vervoegingen naar het juiste vakje
Passé composé
Geen passé composé
Je regarde
Il parle
Ils ont parlé
Nous avons regardé
J'ai sauté
Nous sautons
Vous fermez
Vous avez fermé

Slide 25 - Sleepvraag

Maak een zin met een passé composé. Je hebt niet alle woorden nodig.
ma
père
a
écouté
un
film
mère
regardé
douze

Slide 26 - Sleepvraag

Maak een zin met een passé composé. Je hebt niet alle woorden nodig.
mon
soeur
a
écouté
un
gâteau
copain
préparé
avez

Slide 27 - Sleepvraag